132
gericht te zijn op de behartiging van de belangen van het pu
bliek. De departementale band, waarbij de dienst van het ka
daster ondergebracht is bij en ondergeschikt is aan de afdeling
registratie, behoorde volgens deze leden te worden geslaakt. De
commissie in haar geheel heeft zich over deze organisatie niet
willen uitspreken.
Een ministeriële commissie, ingesteld bij resolutie van 19 augustus
1918, nr. 142, kreeg de opdracht, in verband met een ingediend
wetsontwerp op de grondbelasting, de kadastrale belastinggrond
slag nader te bezien en voorts de inrichting van het kadaster en
van de kadastrale dienst te bestuderen en na te gaan in hoeverre
deze dienst reorganisatie zou behoeven. Het tweede deel van het
rapport van deze commissie-Herwijnen, dat over het kadaster han
delde, verscheen in 1920. Inmiddels was op aandringen van de
I.V. Boer een proefhermeting (van de gemeente Dieren) volgens
de gang van zaken, voorgesteld in het wetsontwerp op de grens
regeling, ondernomen. De opdracht hiertoe werd in 1915 gegeven,
in 1920 werd hierover rapport uitgebracht.
Niet alleen het kadaster moest zich, met al zijn gebreken, ver
tonen aan het onderzoekend oog van diverse commissies, ook de
grote belastingadministratie, verdeeld in twee naast elkaar staande
dienstvakken, dat der registratie en dat der directe belastingen,
werd grondig bekeken.
Dit geschiedde door de Commissie-Beumer, in 1919 ingesteld,
ook wel Fusie-Commissie genoemd, omdat zij van advies moest
dienen over de mogelijkheid van samensmelting van de twee ge
noemde dienstvakken.
Als onderdeel van de registratie was ook Hypotheken en Kadaster
hierbij betrokken en de Minister verzocht in zijn installatierede
aan de Commissie ook de vraag te willen beantwoorden of het nodig
of wenselijk zou zijn de afdeling Hyp. en Kad. af te scheiden van
de registratie en tot een zelfstandige administratie te maken. Ook
de heer Weygers was lid van deze Commissie, waarin hij als enige
kadasterman echter weinig kon bereiken. Met 4 bladzijden aan het
slot van haar verslag, dat in 1923 verscheen, deed de Commissie
het kadastrale vraagstuk af. De meerderheid wenste het admini
stratieve gedeelte van het dienstvak (de bewaringen) onder de be
lastingdienst te latenten hoogste zou het technische gedeelte, een
soort geodetisch instituut, een afzonderlijk, doch van de belasting
dienst afhankelijk bestaan kunnen leiden. Gezien de vrij eenzijdige
samenstelling van de Commissie was dit resultaat wel te voorzien.
Het gevolg van dit verslag was, dat officieus de ingenieurs-verifi
cateur het toezicht over de kadastrale boekhouding kwijt raaktem
Officieel zijn de desbetreffende bepalingen uit de I.K. van 19x8
(die ook onder Weygers' leiding tot stand kwam) nooit ingetrokken.
Voortaan was in feite het hoger toezicht op de kadastrale boek
houding niet geregeld. D
Nog erger werd het toen het vierde verslag van de z.g. üezumi-