137
gemaakt. Ook tegen het instituut van buitengewóón-landmeter
van het kadaster is nogal wat verzet gerezen, in zoverre dat velen
aan deze gediplomeerde landmeters niet het recht van toepassing
van hun metingen in de kadastrale administratie wilden zien
toegekend.
Gelukkig is er bij de benoeming tot de bedoelde functie en bij
het vaststellen van voorschriften betreffende de bevoegdheden en
de status van de buitengewóón-landmeters de nodige voorzichtig
heid betracht.
De hierboven vermelde benoeming in ambtelijke dienst van een
aantal civiel-landmeters tot adspirant-landmeter van het kadaster
betekende in feite, dat in 1939 het hoofdbestuur afzag van een wijze
van bijhouden van het kadaster door particuliere landmeters, op
de wijze zoals dit in Zwitserland geschiedt en waarvoor de Commis-
sie-Schermerhorn een lans had gebroken.
De inkrimping van het aantal I.V.-plaatsen is het voorspel
geweest van een geheel andere organisatievorm bij het technische
gedeelte van het kadaster. Op 1 januari 1931 deden de eerste hoofden
van bureau hun intree in de kadastrale wereld. Deze instelling van
een chefsfunctie aan ieder bureau, d.w.z. het invoegen van een
nieuwe schakel tussen de landmeter en de I.V., stuitte op veel
verzet in landmeterskringen. Het bestuur van de Vereniging voor
K. en L. heeft het er moeilijk genoeg mee gehad. Eveneens ontstond
veel tegenstand tegen de invoering van het instituut van de veld-
assistenten. Vele leden konden zich niet verenigen met de inhoud
van het op verzoek van die vereniging door enige van haar leden
uitgebracht rapport (hierboven reeds genoemd) over de veld-
assistenten. Met deze nieuwe categorie metende ambtenaren is op
last van het hoofdbestuur eerst een proef genomen in 1931; in
1932 werd deze op grotere schaal herhaald. De proeven achtte men
geslaagd; er is thans een vrij groot aantal landmeetkundig-ambte
naren bij de velddienst.
Men kan thans veilig zeggen, dat zowel de organisatie met
bureauhoofden voor de landmeetkundige dienst, als het inschakelen
van lager landmeetkundig personeel te velde op de ontwikkeling
van het kadaster een goede invloed heeft gehad.
Toen het Kadaster de leeftijd van 100 jaar bereikte, is daar niet
veel ophef van gemaakt. Het is zelfs niet gekomen tot een aan
schrijving die het uitsteken van de vlag op 2 januari 1932 aan alle
kadasterbureaus en bewaringen voorschreef. Beter ging het in
1934 toen de Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde haar
50-jarig jubileum vierde. Met een keurig verzorgd jubileumnummer
van zijn tijdschrift, met een tentoonstelling die algemene waar
dering oogstte, met een stijlvolle herdenkingsbijeenkomst en met
een goed geslaagde, gezellige feestmaaltijd kwam de Vereniging
voortreffelijk voor de dag. Het diner, waaraan ook een aantal hoge
belastingautoriteiten aanzat, bood als zo dikwijls het geval is, een
goed ontmoetingspunt, waarbij betere kennismaking tussen per-