138
sonen die elkaar anders slechts officieel ambtelijk ontmoetten,
mogelijk is. Bij zo'n gelegenheid was Iwema bijzonder op zijn
plaats; hij wijdde woorden van waardering aan de ruilverkavelings-
arbeid en het aandeel dat het kadaster daarin had (en nog heeft).
Als lid van de Centrale commissie voor de Ruilverkaveling heeft
hij goed werk kunnen verrichten voor het dienstvak, dat hij daarin
vertegenwoordigde
Uit het verslag van de feestelijkheden moge nog het volgende
citaat betreffende een tafelrede overgenomen worden:
„De heer Postma maakte een vergelijking tusschen den Franschen
tijd, toen ons land werd ingelijfd bij het keizerrijk en den tijd van
vier jaren geleden, toen het Kadaster bij den Belastingdienst
kwam. Evenals uit de Fransche overheersching verschillende
zegeningen zijn voortgekomen, zooals bijv. het Kadaster zal misschien
de geschiedschrijver later eens kunnen getuigen, dat deze tijd voor
het Kadaster heilzaam is geweest."
Er vormt zich wel een merkwaardige tegenstelling wanneer men
deze goedbedoelde woorden stelt naast die, gesproken door het
reeds hierboven genoemde Tweede Kamerlid Smidt (later Minister
van Justitie), die op 25 april 1877 Minister Van der Heim als
volgt te lijf ging (zie Handelingen Tweede Kamer 25 april 1877,
blz. 1236)
„Het is aan ieder die de geschiedenis van ons kadaster enigszins
heeft nagegaan en dus ook aan den Minister bekend, dat de hoofd
gebreken van dat kadaster voornamelijk te wijten zijn aan de
fouten, telkens door het hoofdbestuur begaan."
En even verder zei hij„Want te allen tijde en overal is de
invloed van de administratie der belastingen op het kadaster
hoogst noodlottig geweest."
En wat moet de geschiedschrijver nu getuigen, als hij leest wat
op 16 november 1954 door het lid van de Tweede Kamer Ir. Vonde
ling (de huidige Minister van Landbouw) is gesproken toen hij
enkele opmerkingen maakte over de afdeling Kadaster en Hypo
theken: „Ik moet zeggen, dat mijn eindindruk is, dat hier moet
worden gesproken van een enigszins verwaarloosde afdeling van
de belastingdienst".
Mede als gevolg van een aan de Minister gericht verzoekschrift
door de Vereniging voor K. en L., waarin gevraagd werd maat
regelen te treffen om te komen tot een nieuwe Handleiding voor
de Technische Werkzaamheden van het Kadaster, ontvingen de
heren P. J. Hamelberg, Th. L. Kwisthout en j. M. Tienstra
in 1933 de uitnodiging een ontwerp handleiding te vervaardigen.
In 1938 is de nieuwe H.T.W. verschenen.
Het is ook in deze tijd, dat het Kadaster zijn monopolistische
positie op landmeetkundig gebied enigszins moest prijsgeven.
Iwema heeft zich druk beziggehouden met het vinden van een
vorm van samenwerking tussen het kadaster en de in 1931 opge
richte Meetkundige dienst van de Rijkswaterstaat.