139 Met wantrouwen bekeken aanvankelijk vele kadastermensen de reeds in 1932 uitgevaardigde regeling dienaangaande. Prof. Scher- merhorn, die het kan weten, schrijft hierover in het in 1956 verschenen jubileumnummer van de Meetdienst: „Bij Mr. Iwema was niets te bespeuren van de weerstanden die van kadastrale zijde bestonden tegen de gedachte aan een ontwikkeling van de landmeetkunde in de technische sfeer. Het tegendeel was juist en mij past slechts een woord van erkentelijkheid voor het begrip dat Mr. Iwema daarvoor opbracht." Ingewijden uit die tijd weten evenwel, dat het moeite gekost heeft „de andere zijde" te overtuigen van het onomstotelijke feit, dat het kadaster nu eenmaal met „rechtsgrenzen" werkt, waarbij grotere nauwkeurigheid en dikwijls uitgebreidere meting (met het oog op de mogelijkheid van latere reconstructie van de grenzen) nodig is, dan bij het vervaardigen van een soort topografische kaart op grote schaal. Gelukkig was van kadasterzijde de uitvoerende taak bij de ingenieur-verificateur J. Zijlstra en de landmeter J. H. Sanders, die later hoofd van het afzonderlijke kadastrale bureau „Samenwerking Waterstaat" werd, in goede handen. Een ontwerp voor een nieuwe Ruilverkavelingswet werd reeds in 1930 ingediend. Aan het tot stand komen van de Ruilverkave lingswet 1938 heeft ook Mr. Iwema een waardevolle bijdrage gele verd. Reeds lang waren in de kadastrale wereld de meningen verdeeld inzake de opleiding van tekenaars van het kadaster. Sommigen bepleitten nog steeds de oude methodeklaarmaken voor het examen door praktisch werken op een bureau onder leiding van een landmeter of een ervaren tekenaar. Het kan niet worden ontkend, dat deze methode vele bezwaren had. Iwema was voorstander van een centrale opleiding, door vakkrachten die het klappen van de zweep kenden. In 1939 werd te 's-Gravenhage het Centraal teken- en opleidingsbureau geopend, onder leiding van de landmeters A. C. J. Hof en F. Harkink. Het C.T.O. is thans aan zijn 20e cursus bezig; het heeft tekenaars afgeleverd, die hun bruikbaarheid hebben bewezen. Merkwaardig genoeg is sinds kort de opleidingstijd teruggebracht van 15 tot 12 maanden en is men in zoverre tot het verlaten stelsel teruggekeerd, dat thans door de adspirant-tekenaars ongeveer een half jaar vóóropleiding op de kantoren wordt genoten. Het overbrengen van de Landmeterscursus van Wageningen naar Delft in sept. 1935. vooral naar aanleiding van een omvangrijk bezuinigingsrapport (er moest hoog nodig een nieuw geodesiegebouw in Wageningen komen), is reeds vermeld. Na het overlijden van Prof. Dieperink in 1934 (de lector H. F. van Riel was hem in I93I al voorgegaan) was de Landmeterscursus zijn leerkrachten kwijt, die van de oprichting af al hun krachten hadden gegeven aan de opbouw van de geodetische studierichting te Wageningen en daarbij veel goeds tot stand wisten te brengen. De Landbouw-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1958 | | pagina 41