I4i
behandeling van zaken betreffende de uitvoering van de wettelijke
voorschriften met betrekking tot de Hypotheken en het Hadaster
zullen overgaan naar de afdeling Indirecte Belastingen", en verder
„dat voorzover aan de afdeling Hypotheken en Kadaster tot
dusverre zaken werden behandeld, welke behoren tot de werksfeer
van de afdelingen Centrale Directie en Directe Belastingen, de
behandeling van deze zaken overgaat naar die afdelingen".
Aan Mr. Iwema werd de persoonlijke titel van inspecteur van
de Hypotheken en het Kadaster toegekend.
De bestuursvorm van het kadaster was dus teruggekeerd tot die
uit de tijd van Van Aken en Bevers. Toen Mr. Iwema echter
wegens ziekte verhinderd was zijn ambt uit te oefenen, ging men
nog een stapje terug: de ingenieur-verificateur J. H. J. Houben
te 's-Gravenhage werd m.i.v. 16 augustus 1939, nevens zijn ambt,
belast met de waarneming van de functie van Inspecteur van de
Hypotheken en het Kadaster. Hierdoor werd de positie van het
kadaster aan het departement als deze ten tijde van Kips was
geweest; ook Houben (voor portret en levensbericht zie T.v.K. en
L. 1954, biz. 110) was slechts „tevens adviserende voor het kunst
matige".
Met ingang van 1 april 1940 werd Mr. Iwema weer tot bewaarder,
nu te Groningen, benoemd.
In de korte periode dat Houben waarnemend-inspecteur was
en tijdens welke de Duitse inval in Nederland plaats had, valt
vooral de instelling van de Dienst voor Buitengewoon landmeet
kundig werk (B.L.W.) te vermelden. Deze dienst werd afzonderlijk
georganiseerd om in korte tijd een grote hoeveelheid landmeetkundig
werk tot stand te kunnen brengen (vooral t.b.v. ruilverkavelingen
en andere cultuurtechnische werkzaamheden) en voorts ook om,
indien daarvoor tijd beschikbaar was, partiële hermetingen te
kunnen uitvoeren.
Bij de dienst voor B.L.W. zijn aanvankelijk heel wat niet-
kadastraal geschoolde lieden tewerkgesteldin de oorlog heeft deze
dienst als voortreffelijke onderduikgelegenheid gediend.
Op 1 mei 1935 volgde Houben Mr. Iwema op als vertegenwoor
diger van de Minister van Financiën inzake Nederlands-Duitse
grenskwesties.
Hij had ook zitting in een bij K.B. van 3 mei 1939, nr. 70 inge
stelde commissie, aan welke is opgedragen alle aangelegenheden
betreffende de Nederlands-Duitse grens in eerste aanleg in onderzoek
te nemen, daaromtrent overleg te plegen met van de zijde van de
Duitse regering daarvoor aangewezen deskundigen en ter zake
van advies te dienen aan de daarvoor in aanmerking komende
Ministers. Een grensregelingsverdrag t.a.v. het Schoonebekerdiep
tussen Drente en Bentheim is op 13 juni 1938 te Berlijn ondertekend.
Het wetsontwerp tot bekrachtiging hiervan is in 1940 door de
Tweede Kamer aangenomen (eindverslag Tweede Kamer gedateerd
17 april 1940!), doch is niet verder gekomen.