143 Reeds Houben had getracht, wegens het gemis van een landelijk overzicht inzake de cartografische waarde van het aanwezige planmateriaal van het kadaster, dienaangaande gegevens te ver zamelen, doch hij vond hiervoor onvoldoende steun. Het is ten slotte aan zijn opvolger gelukt toestemming te verkrijgen tot het aanleg gen van een centraal kaartsysteem van alle kadastrale plans, met gegevens door de bureaus verstrekt omtrent de schaal, materiële toestand en hermetingswenselijkheid in verband met de aard van het gebied waartoe het plan behoort. Er heerste grote papierschaarste; de plankaartjes werden gesneden uit afgedankt materieel van de belastingdienst, waarbij op de blanco achterzijde kon worden geschreven. Opberging geschiedde in bokkingkistjes. Voorts werden op topografische kaarten i 25000 de omtrekken van de kadastrale plans benevens hun cartografische toestand aangegeven. Groot was het gemak dat van dit hermetingsarchief is ondervonden, vooral toen van alle zijden de aanvragen tot hermeting binnenstroomden. De personeelsschaarste maakte, dat slechts betrekkelijk weinig tot uitvoering kon komen. Particuliere landmeetkundige bureaus, of wat zich daarvoor uitgaf, sloegen aan het meten, vooral voor gemeentebesturen, soms met droevig resultaat. Het was zeer begrijpelijk, dat zich na de bevrijding op allerlei gebied een hervormingsdrang openbaarde, waarbij soms getracht werd lang gekoesterde wensen, waarvan de realisatie vroeger schipbreuk had geleden, thans in vervulling te doen gaan. Zo stond de samenwerkingsgedachte op allerlei gebied op de voorgrond en het lag wel wat in de loop der dingen, dat Prof. J. M. Tienstra een studieopdracht van de regering ontving om te onderzoeken of er meer coördinatie zou zijn te verkrijgen in de cartografie van Nederland door middel van centralisatie. Als zijn secretaris fungeerde de civiel-landmeter H. A. Brouwer (later hoogleraar te Bandoeng). Talrijke personen die bemoeienis hadden met de land meetkunde in het algemeen werden gehoord; uiteraard ook vele kadastermensen. Het centralisatierapport-Tienstra verscheen in 1946; het is ongepubliceerd gebleven. Wel is er druk over gesproken in interdepartementaal overleg. Het is gelukkig niet gekomen tot een inlijving van de kadastrale dienst bij een groter geheel, waarbij dan zou moeten worden afgewacht in hoeverre met de speciale eisen die het dienstvak Kadaster en Hypotheken nu eenmaal aan landmeetkundig werk stelt, zou worden rekening gehouden. Het schijnt dat ook het Ministerie van Oorlog (Topografische dienst) weinig voelde voor het voorgestelde systeem van coördinatie. Wat daarvan zij, de veronderstelling ligt voor de hand, dat het Hoofdbestuur der Belastingen meer oog kreeg voor de belangrijke plaats die „Kadaster en Hypotheken" in de samenleving inneemt. Bij de wederopbouw van de verwoeste gebieden in het land bleek overduidelijk hoe dikwijls het kadaster moest worden ingeschakeld

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1958 | | pagina 45