187 in te lichten. Eén tekortkoming moet ik U echter van tevoren eerlijk opbiechten. Ik wist wel van het bestaan van een „Vereniging van Civiel-landmeters en Geodetisch-ingenieurs", maar ik behoorde niet tot één der mogelijke categorieën die de landmeter gelegenheid bieden zijn krachten of zijn geld aan deze goede zaak te geven. Ik ben geen lid, geen buitengewoon lid, geen juniorüd en geen dona teur. Maar misschien kan ik in dit opzicht nog wat goed maken. Het lijkt me wel een mooie dag om me vandaag te laten inschrijven. Misschien zijn er onder de gasten nog anderen die hun geweten willen ontlasten, het bestuur zal waarschijnlijk wel genadig zijn op deze dag. Wanneer ik dus officieel een buitenstaander was, dan heeft het misschien voor Uw vereniging iets aantrekkelijks te horen hoe zo iemand over U denkt. En het pleit dan ook voor Uw grote durf en Uw zelfvertrouwen dat U niet één der Uwen gevraagd hebt hier de loftrompet te steken over al het goede dat mede door haar toedoen tot stand kwam, maar dat U een vreemde, iemand die misschien toch wel wat kritiek zou kunnen hebben, dit hebt toevertrouwd. Nu ben ik mij heel goed bewust dat een feest niet de gelegenheid bij uitstek is om nu eens met openlijke kritiek voor de dag te komen. Wanneer er dan misschien achter mijn vriendelijke woorden toch iets van kritiek vermoed zou kunnen worden, dan vergist U zich, want het is heus alleen maar mijn bedoeling om aardige dingen te zeggen. En daar heb ik dan ook alle reden toe. Toen ik mij toch wel wat moest verdiepen in het wel en wee dat Uw vereniging in de loop van deze kwart eeuw heeft doorgemaakt ben ik sterk onder de indruk gekomen van de vitaliteit van deze nog zo jonge boom in het Nederlandse en internationale landmeetkundige bos. Vóór de dertiger jaren was het wel niet te verwachten dat de landmeter midden in de strijd om het bestaan zou worden geworpen. Het Kadaster was de laatste honderd jaar meer en meer uitgegroeid tot een gevestigde burgerlijke instelling. De strijd die de landmeters van het kadaster gevoerd hadden voor een opleiding op waardig peil, was met succes bekroond. De landmeter van het kadaster genoot maatschappelijk aanzien. Langzaamaan begon ook de vrucht van de opleiding zich kenbaar te maken doordat het niveau van het kadastrale werk omhoogstreefde. Het Kadaster was dé land meetkundige instelling bij uitnemendheid, een eerbiedwaardig, degelijk vader voor het kroost dat hem werd toevertrouwd. En dat kroost was dan ook zo verzekerd dat het een goed dak en tenslotte na een vermoeiende velddag, pantoffels bij de haard zou vinden, dat de aankondiging dat degenen, die het landmetersdiploma in Wageningen behaalden, er niet op moesten rekenen dat zij een aanstelling bij het Kadaster zouden krijgen, een donderslag uit heldere hemel leek. De hemel was echter allesbehalve helder in die jaren. De land meters deelden hun lot met vele anderen. Maar zoals het in het

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1958 | | pagina 89