189
het toch niet erg humoristisch zal zijn, U bent daar zelf schuld aan
door zo'n degelijke ontwikkelingsgang te hebben gekozen.
6 januari 1934. Het streven naar centralisatie heeft er blijkbaar
bij de civiel-landmeters reeds vroeg ingezeten. Er wordt voorgesteld
op te gaan in de Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde.
De landmeters van het Kadaster stonden in het algemeen sympa
thiek tegenover hun particuliere collega's, maar toch was hun
vereniging niet het juiste milieu voor de nieuwe problematiek.
Zelfs was de vrees voor te grote wetenschappelijkheid der civiel-
landmeters de voornaamste reden, dat deze eerste concentratie
poging mislukte. Ik heb sterk de indruk dat die vrees zo al niet
volkomen, dan toch wel voor een belangrijk deel ongegrond was.
Uit de verslagen van Uw vereniging van die dagen sprak vooral
één geest: „Hoe komen we aan werk?"
En wanneer ik dan in de ledenlijst van 1935 de functies der
leden vermeld zie een aantal heeft een landmeetkundig
bureau, te Leerdam, in Zuid-Nederland, op de Veluwe, in Limburg,
in Twenthe, zo was de huidige professor Witt assistent bij het
bureau Limburg (een mooie titel voor meetarbeider) dan is wel
haast een onmogelijke veronderstelling, dat de wetenschap in het
middelpunt der belangstelling stond.
April 1935 kwam het rapport-Schermerhorn uit. De functie
buitengewoon landmeter van het kadaster kwam in zicht en in
1936 gaan 20 civiel-landmeters hun twee-jarige kadastrale praktijk
aanvangen.
Weg zijn ineens alle particuliere landmeters, propaganda voor
functies buiten het Kadaster heeft geen zin, er zijn toch geen
kandidaten. Wat de vereniging wel deed, dat was het Departement
van Financiën bezoeken en bij alle daar belangrijke personen,
tot de bode toe, zoveel mogelijk aandringen op het examen voor
buitengewoon landmeter van het kadaster.
23 maart 1938, morgen dus weer een lustrum, kwam de instructie
voor buitengewoon landmeter van het kadaster, maar bovendien
kwam op dezelfde dag de mededeling dat alle civiel-landmeters op
arbeidscontract in het najaar het examen voor landmeter van het
kadaster konden afleggen.
Men had dan de keus bij het Kadaster te komen of een eigen
praktijk te aanvaarden. De keus was moeilijk. Er was sympathie
voor het particuliere landmeterswerk gegroeid, maar de zekerheid
die het Kadaster bood was ook niet te versmaden. De meesten
kozen de veilige weg.
Men zou zeggen dat nu de Vereniging voor Civiel-landmeters
weinig bestaansrecht meer had. Dit was echter om verschillende
redenen niet het geval. De jonge landmeters hadden geproefd van
de vrijheid en de armslag waaraan zij gewend waren geraakt wilden
ze niet graag prijsgeven. De nood der eerste jaren was niet meer
allesbeheersend. De wetenschappelijke belangstelling kreeg weer
een kans. Professor Tienstra, die in het Delftse milieu zich beter