286 Maar een tweede, nog belangrijker aspect, biedt de gravimeter voor zwaartekrachtsonderzoek ter zee. Na jarenlange onderzoe kingen is Dr. Graf uit München er sinds enkele maanden in geslaagd met dit instrument de zwaartekracht met voldoende nauwkeurig heid te meten op een oppervlakteschip. Hij plaatst daartoe de gravimeter op een gyroscopisch gehorizonteerde plaat, terwijl de versnellingen van de veer, veroorzaakt door de bewegingen van het schip, op magnetische wijze zeer sterk worden gedempt. Bedenkt men, dat bij een matige windkracht de variaties van g op een bovenwaterschip reeds 50.000 milligal, dus 5 van de totale zwaartekracht bedragen, terwijl Dr. Grafs registrerend instrument deze amplitude reduceert tot een curve met een amplitude van enkele tientallen milligals, waarbij het gemiddelde tot op één milligal nauwkeurig kan worden geschat, dan moet men niet dan de grootste bewondering hebben voor zijn instrument. Indien dit toestel, en zo lijkt het thans, op elk oppervlakteschip van niet te geringe tonnage kan worden gebruikt, houdt dit in, dat de mogelijk heden voor zwaartekrachtsmetingen ter zee ook daardoor aanzien lijk zijn uitgebreid. Thans zijn vijf prototypen van het instrument in aanbouw bij de Askania-fabrieken in Berlijn, waarvan er in tussen reeds vier zijn gekocht door geofysische laboratoria in de Verenigde Staten. We zullen thans terugkeren tot de geodetische toepassingen van de zwaartekrachtsmetingen. Behalve de afstand N tussen geoïde en normaalsferoïde die echter zo weinig van een omwentelingsellipsoïde afwijkt, dat we voor geodetische doeleinden beide aan elkaar gelijk kunnen stellen is ook de hoek die de normaal op de geoïde maakt met de normaal op deze ellipsoïde, de z.g. schietloodafwijking, belangrijk, in het bijzonder voor de driehoeksmetingen. Vroeger bepaalde men deze schietloodafwijkingen enkel door een z.g. astronomisch-geodetisch nivellement. Dat wil zeggen, dat men in elk driehoekspunt, waar men langs astronomische weg lengte en breedte had bepaald, deze waarden vergeleek met de uit de driehoeksmeting berekende lengte en breedte om daarna, door een minimumconditie voor de schietloodafwijkingen, de ellipsoïde zo te leggen, dat zij zo goed mogelijk aansloot bij de geoïde. Toch wist men zeker, dat op deze manier de ellipsoïde van elke driehoeksmeting een eigen ligging ten opzichte van de geoïde had, zodat de ellipsoïden in de ruimte t.o.v. elkaar verschoven lagen. Op één zelfde continent kan men deze onbevredigende situatie ontgaan door alle driehoeksnetten aan elkaar te verbinden en aldus op één en dezelfde ellipsoïde te rekenen, maar over de oceanen kan men geen driehoeksnet leggen en men weet dus niet hoe de ellipsoïden die op de verschillende continenten worden gebruikt, ten opzichte van elkaar gelegen zijn. Maar er is een andere weg om de schietloodafwijkingen te bereke nen, nl. uit de zwaartekrachtsanomalieën. Daar beide grootheden,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1958 | | pagina 12