290 het geval is bij de gravimetrisch nog niet opgenomen gebieden, zodat daardoor de theorie van Stokes reeds kan worden toegepast en de standaardafwijking van de berekende waarden voor de afstand tussen geoïde en normaalellipsoïde slechts enkele meters bedraagt. Dit betekent, dat de vorm van de aarde met een nauwkeurigheid van een tweemillioenste deel van de aardstraal kan worden bepaald, voor geodetische doeleinden toereikend. Het heeft zelfs, om andere redenen, niet veel zin te streven naar een hogere nauwkeurigheid. Hans Cloos, een bekend geoloog, schrijft: „De aarde, het stenen fundament van al ons doen en laten, van ons stoffelijk bestaan, evolueert haast ongemerkt tot een levende aarde, een soort maalstroom van steen; dan wel verschrikkelijk traag, maar in elk geval voortdurend in beweging, ook nu. De aarde is dus geen vaste sokkel, geen rots om op te bouwen, geen eeuwig nulpunt voor onze peilschalen en onze hoogtemetingen tot in de derde decimaal; evenmin een weerloos object voor onze landmeterij, waarmede wij haar oppervlak voor alle komende geslachten trachten vast te leggen. Zij is zo veranderlijk als de zee, zo nukkig als een ezel en je moet haar voortdurend in de gaten houden". Inderdaad, de horizontale en de verticale bewegingen van de aard korst, in het bijzonder die welke kort-periodiek van aard zijn, stellen, zoals volgens recente onderzoekingen is gebleken, een limiet aan de nauwkeurigheid waarmede de onderlinge afstanden op aarde kunnen worden vastgelegd. Daarentegen zal het zeer nuttig zijn te trachten de bewegingen op lange termijn op het spoor te komen en dit kan geschieden door driehoeksmetingen, waterpassingen en ook nauwkeurige gravimetrische opnemingen periodiek, bijv. om de 30 a 50 jaar, geheel of gedeeltelijk te herhalen. Zeer geachte toehoorders, Aan Hare Majesteit de Koningin mog-e ik mijn eerbiedige dank betuigen voor mijn benoeming tot hoogleraar aan de Technische Hogeschool te Delft. Mijne heren Curatoren, Ook U dank ik ten zeerste voor het vertrouwen, dat U in mij hebt gesteld door mij voor dit ambt te hebben willen voordragen. Ik hoop mijn beste krachten aan de mij opgelegde taak te wijden. Mijnheer de Rector Magnificus, mevrouw en mijne heren Hoogleraren, Uw kring te mogen binnentreden acht ik een hoge onderscheiding. Gaarne zal ik trachten de plichten die hiermede gepaard gaan, zo goed mogelijk te vervullen. Ik zal U zeer erkentelijk zijn indien ik daarbij Uw raadgevingen zal mogen ontvangen. Mijne heren Ambtgenoten van de Afdeling der Weg- en Waterbouwkunde, Reeds enkele malen mocht ik de vergadering van Uw afdeling

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1958 | | pagina 16