294 dat er met fictieve waarden gewerkt werd en dat we bij het vast stellen van de grondwaarde een billijke kostenverdeling nog niet konden overzien, waardoor we toch in vele gevallen weer van de uitzonderingsbepaling gebruik moesten maken. De praktijk wees dit duidelijk uit. Toch werd dit beginsel in de wet van 1938 in gevoerd. Artikel 48 van deze wet luidde 1. De centrale commissie ontwerpt een stelsel van classificatie van den grond en bepaalt van elke klasse de waarde per ha. Zij maakt van deze verrichtingen een proces-verbaal van classificatie op. 2. De schatters deelen den grond aan de hand van het proces-verbaal van classificatie in. De grenzen der klassen worden op het terrein uitgezet. 3. Zij schatten het bedrag, waarmede de in het eerste lid bedoelde waarde ingevolge den cultuurtoestand van den grond moet worden vermeerderd of verminderd. 4. De gebouwen, werken en beplantingen worden zoo noodig afzonderlijk geschat. Omtrent de kosten bepaalde artikel 89: 1De in het vorig artikel bedoelde kosten worden over de kavels omgeslagen naar de bepaling van hun waarde, bedoeld in het eerste lid van artikel 48. 2. De centrale commissie kan voor bepaalde kavels een anderen maatstaf dan de in het vorige lid bedoelde vaststellen. En in artikel 71, dat de bepalingen bevatte wat alzo het plan van ruilverkaveling moest inhouden, werd het voorschrift opgenomen dat de kavels voor welke een afzonderlijke maatstaf gold, in dat plan genoemd moesten worden met vermelding van die maatstaf. Deze bepaling maakte dat ook tegen de kostenomslag kon worden gereclameerd, wat een verbetering was. Maar een verslechtering was het dat voor de waarde een dubbele boekhouding moest worden gevoerd, én voor de toedeling én voor de kosten. De bezwaren aan deze opzet verbonden bleken al spoedig en er werd niet door voorkomen dat de afwijkende maatstaf veelvuldig gehanteerd moest worden. De kwestie werd dus weer een onderwerp van discussie bij de wetsherziening van 1941. Men kwam tot de conclusie dat omslag van de kosten naar de oppervlakte beter was dan naar de waarde en zo werd het dan bepaald in de gewijzigde wet. Wel werd nog overwogen een afzonderlijke kostenclassificatie in te voeren met de daaraan verbonden procedure, maar dit werd verworpen, omdat ie er al gelegenheid was bezwaren in te dienen op grond van de voorgeschreven opneming van de afwijkende maatstaf in het plan van ruilverkaveling, 2e de kosten niet zo hoog waren, dat ze op een goudschaaltje gewogen moesten worden, zodat het zich dus niet liet aanzien, dat het aantal afwijkingen groot zou zijn. Natuurlijk werd het derde lid van artikel 48 geschrapt. Er werd een nieuw element ingevoerd nl. de tweede schatting, evenwel alleen voor die gronden, die van waarde veranderd waren tengevolge van ontginning, herontginning, drooglegging, drainage enz. dus ten-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1958 | | pagina 20