delingswaarde is aangewezen, vallen alle waardevermeerderingen
aan de eigenaren toe. Dit lijkt mij niet juist, daar zonder ruilver
kaveling in vele gevallen zo'n waardevermeerdering, althans in die
mate, vaak niet mogelijk zou zijn. Een eigenaar van onland zou
bijv. aanspraak kunnen maken op ongeveer evenveel hectaren goed
land, vanzelfsprekend tegen betaling van de waardevermeerdering.
Er zou dus duidelijk in de wet vastgelegd moeten worden, evenals
dit naar ik meen in Zwitserland het geval is, dat de waardever
meerdering niet ten goede behoeft te komen aan de toevallige
eigenaar, maar dat ze voor zover nodig kan worden gebruikt voor
de sanering van te kleine bedrijven. Ik versta hier onder waarde
vermeerdering alleen die op grond van de objectieve factoren,
genoemd in artikel 54 der wet, nl. drooglegging, ontginning, her
ontginning, begreppeling en drainage, dus niet van waterbeheersing
en zeker niet ontsluiting. Volledigheidshalve merk ik hierbij op,
dat artikel 11 der wet de mogelijkheid kent van afwijking van de
evenredigheidsregel bij de toedeling. Het bevat nl. de bepaling:
„Indien evenwel tengevolge van de in artikel 54 genoemde werk
zaamheden een waardeverandering ontstaat, kan de plaatselijke
commissie hiermede bij de toedeling rekening houden". Men be
grijpt dat van de toepassing van deze vage bepaling niet veel
terecht komt, vooral niet als de tweede schatting nog in het verre
verschiet ligt. En welke normen zou men moeten aanhouden Het
zou alweer interessant zijn de uitspraak van de rechter hierover
te vernemen.
Ik zou het nog kunnen hebben over de praktische uitvoering,
maar ik meen het hierbij te kunnen laten. Men ziet het, ik ben niet
bepaald enthousiast over het nieuwe systeem. We zullen het er
echter nog wel jaren mee moeten doen, want het laat zich niet
aanzien dat er spoedig een herziening van de wet zal komen. Toch
zullen we een wet moeten hebben die voor alle gevallen past. Een
aparte wetgeving voor eenvoudige ruilverkavelingen, zoals wel eens
gepropageerd is, lijkt mij helemaal geen oplossing. Het gaat immers
om dezelfde regeling van dezelfde rechten en bovendien is er geen
scherpe scheiding te maken tussen eenvoudige en veelomvattende
ruilverkavelingen. Er is een hele scala van de eenvoudigste tot de
meest omvattende ruilverkavelingen toe. Gezien de grote ver
schillen, die er bij elke ruilverkaveling zijn, moet veel aan de cen
trale commissie gedelegeerd worden, o.a. de kwestie van de schat
ting en de kostenomslag, mits de wet de principes maar aan
geeft.
Ik hoop dat het de centrale commissie en de uitvoerende organen
zal gelukken tot zolang mijn bezwaren in de praktijk tot een mini
mum terug te brengen. Ze blijven intussen bestaan, daar ze van
overwegend principiële aard zijn.
Resumerend en concluderende kom ik nu tot het volgende.
1. De kostenomslag worde losgemaakt van de schatting. Deze
dient, hoe overigens haar systeem ook zijn zal, alleen voor het ver-
302