278 uiteraard een geodetische lijn. Moge zij ook hedenmiddag de kortste verbinding tussen begin- en eindpunt zijn. Bij het noemen van het vak: „landmeten, waterpassen en geo desie", is men geneigd steeds te denken aan het meten van afstanden en van richtingen in horizontale en verticale zin, waarbij meetband, theodoliet en waterpasinstrument de belangrijkste hulpmiddelen zijn. Deze metingen, gevolgd door de nodige berekeningen, dienen om punten ten opzichte van elkaar in een X, Y en Z-coördinatenstelsel vast te leggen. Daarmede is de grondslag voor de kaart gegeven. Reeds het meten in horizontale en verticale zin houdt in, dat de landmeter in elk geval van één. gegeven van de zwaartekracht gebruik maakt, namelijk van haar richting. Bij nagenoeg elke meting zoekt hij met behulp van zijn waterpas, zijn niveau, naar het vlak dat loodrecht staat op deze richting van de zwaartekracht en dit vlak noemt hij daar ter plaatse het horizontale, het waterpas of ook wel het niveauvlak. Hoewel dit vlak verder onzichtbaar blijft en de landmeter geneigd is dit vlak dadelijk aan de fysische werkelijkheid te onttrekken en het te vervangen door een mathe matisch model al naar de uitgestrektheid van zijn metingen door een plat vlak, een bol of een ellipsoïde kan men op elke plaats en op elke hoogte op aarde dit vlak zichtbaar maken door het oppervlak van een vloeistof. Het grootste zichtbare niveauvlak op aarde, hoewel bijna steeds door wind en golven, door eb en vloed en door verschillen in luchtdruk, in beweging, is wel het oppervlak van de oceanen, die ongeveer 71 van de aarde bedekken. Dit niveau vlak noemt men de geoïde. Deze geoïde nu, die men zich als een vloeistofoppervlak op zeeniveau kan doorgetrokken denken over dé continenten is de werkelijke, de fysische vorm van de aarde. Zij, en met haar alle andere onzichtbare niveauvlakken die de aarde omgeven, hangen enkel en alleen af van de richting en de grootte van de zwaartekracht. Was de aarde een homogene, niet roterende bol, dan zou aan haar oppervlak volgens de gravitatiewet van Newton de richting van de zwaartekracht gericht zijn naar het middelpunt en de grootte overal gelijk zijn. De rotatie veroorzaakt echter een middelpuntvliedende kracht en de resultante van aantrekking en rotatie, de zwaarte kracht of laten we liever spreken van de versnelling van de zwaartekracht geeft de geoïde in grote trekken de vorm van een omwentelingsellipsoïde met een bepaalde afplatting. De grootte van de versnelling van de zwaartekracht neemt op aarde van de equator tot de polen toe van ongeveer 977 tot ongeveer 983 cm/sec2 en hangt weer in grote trekken af van de geografische breedte. We zouden hierbij kunnen spreken van een gravimetrische afplatting en uiteraard zullen de mathematische afplatting van de omwentelingsellipsoïde, de gravimetrische afplatting van de grootte van de zwaartekracht en de rotatiesnelheid van de aarde nauw samenhangen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1958 | | pagina 3