323
bouwde hij de landmeetkundige dienst van een klein controlelichaam
uit tot een volwaardige hulpdienst, die in staat bleek aan de voort
durend toenemende behoefte aan kaartmateriaal bij deze zich
steeds uitbreidende grote cultuurmaatschappij te voldoen.
Als chef van de afdeling Grondzaken speelde hij een voorname
rol bij de behandeling van het voor de cultures zo belangrijke
grondenprobleem op de oostkust van Sumatra. In verband met
zijn helder inzicht en zijn grote ervaring in deze materie werd hij
ook na zijn benoeming op i oktober 1953 tot inspecteur Nieuwe
rubber aanplantingen in zijn eerdere functie gehandhaafd. Zijn
onkreukbaarheid, zijn vasthoudendheid en, in gunstige zin, recht
lijnige behandeling der problemen werd zowel in eigen kring als
daarbuiten zeer gewaardeerd. Het spreekt welhaast vanzelf dat deze
problemen het onderwerp werden van een scriptie op grond waarvan
hem op 26 juni 1951 het diploma van geodetisch-ingenieur werd
uitgereikt. Het moet hem veel voldoening hebben gegeven dat deze
scriptie ook in het buitenland de aandacht van deskundigen heeft
getrokken.
In februari 1956 keerde Van der Molen, ditmaal voorgoed, naar
Nederland terug. Het behoeft geen verwondering te wekken, dat
iemand met zo'n veeljarige en veelzijdige praktijk, weinig moeite
had in Nederland opnieuw aan de slag te komen. Uit een groot
aantal sollicitanten werd hij per 1 september 1956 benoemd tot
hoofd van de pas ingestelde Landmeetkundige dienst van de Pro
vinciale Waterstaat van Overijssel. Het is kenmerkend voor de
persoon Van der Molen, dat hij deze dienst in korte tijd een vaste
en erkende plaats wist te geven, daarbij als het ware ongemerkt
de weerstanden overwinnend, die een jonge dienst in een gevestigde
organisatie steeds op zijn pad vindt.
Hoe druk Van der Molen het ook had, in het begin met de
„struggle for life", later met vele belangrijke en gewichtige zaken,
zijn aandacht en medeleven voor zijn medemensen verslapte
nimmer. Velen, die naast en onder hem hebben gewerkt zullen
zich dat met dankbaarheid herinneren. Ook op het gebied van het
verenigingsleven liet hij zich niet onbetuigd. Zo was hij een van de
medeoprichters van de Vereniging van civiel-landmeters en heeft
hij meegewerkt aan de oprichting van de Nederlandse Landmeet
kundige Federatie, in het dagelijks bestuur waarvan hij tot zijn
vertrek naar Venezuela als penningmeester zitting had. Velen,
zeer velen, waren op zaterdag 19 juli naar de begraafplaats Kranen
burg te Zwolle gekomen om Van der Molen de laatste eer te
bewijzen.
Bij het graf werd gesproken door Ir. Toet, hoofdingenieur-
directeur van de Provinciale Waterstaat van Overijssel, die in een
treffende toespraak de verdiensten van Van der Molen voor de
Provincie Overijssel belichtte en hem prees als een bekwaam
vakman, als een goed organisator, maar bovenal als een prettig en
hulpvaardig medewerker. De heer Van Rappard sprak namens de