283 en het daarbijbehorende zwaartekrachtsveld, theorieën die later door Legendre, Laplace en in het bijzonder door Stokes verder zijn ontwikkeld. Vooral Stokes komt hierbij tot een voor de geodesie zeer belangrijk resultaat. In 1849 verschijnt van zijn hand een publikatie in de Transactions of the Philosophical Society of Cambridge, getiteld: ,,On the variation of gravity on the surface of the earth". Hij beschouwt weer een roterende massa en geeft een algemene betrekking tussen de vorm van het niveauvlak dat deze massa omhult, de omwentelingssnel heid en nu de potentiaal van de zwaartekracht, terwijl hij bovendien geen enkele onderstelling maakt omtrent de dichtheidsverdeling. Hoe deze verdeling ook is, veroorzaakt zij éénzelfde vorm van het omhullend niveauvlak, dan zal ook de potentiaal en bijgevolg de variatie van de zwaartekracht op dit oppervlak hetzelfde zijn. Dit geldt niet alleen voor dit bepaalde niveauvlak, maar ook voor alle niveauvlakken en voor heel het zwaartekrachtsveld dié buiten de massa gelegen zijn. Toegepast op de aarde wil dit zeggen dat de vorm van één, de aarde omhullend niveauvlak, bijv. de geoïde, tegelijkertijd de vorm van alle andere buiten de aarde gelegen niveauvlakken en daarmede ook de variaties van de zwaartekracht op al deze niveauvlakken bepaalt. Deze stelling is belangrijk voor de geodesie. Het is juist de on bekendheid met de massaverdeling in de aarde, die het onmogelijk maakt de potentiaal in de buitenruimte rechtstreeks, door te sommeren over alle massadeeltjes, te berekenen. Stokes legt nu een directe relatie tussen de vorm van het niveauvlak en het zwaartekrachtsveld en kan, als één van beide gegeven is, de ander daaruit bepalen. De methode die Stokes voor de bepaling van de geoïde aangeeft is nu aldus: Hij vergelijkt de werkelijke aarde, de geoïde, met een genorma liseerde aarde, waarvan hij de totale massa, het volume en de ligging van het zwaartepunt, gelijk stelt aan die van de werkelijke aarde. Hij berekent dan de potentiaal van deze genormaliseerde aarde en, door differentiatie, ook de bijbehorende z.g. normaal zwaartekracht. Hij voert dus, in plaats van een mathematisch model, een potentiaaltheoretisch model in, normaalsferoïde ge noemd, dat overigens maar zeer weinig van een omwentelingsellip soïde blijkt af te wijken, maximaal enkele meters. Het verschil tussen deze normaalzwaartekracht en de werkelijk gemeten en tot de geoïde gereduceerde zwaartekracht noemt men de zwaartekrachtsanomalieën. Met behulp van de theorie van de bolfuncties kan Stokes nu de afstand tussen de onregelmatig verlopende geoïde en de normaalsferoïde in deze zwaartekrachts anomalieën uitdrukken. In wezen is hiermede het probleem op gelost. In een bepaald punt op aarde is deze afstand, die meestal N wordt genoemd, een functie van de gemiddelde zwaartekracht over de gehele aarde, van de gemiddelde aardstraal en van de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1958 | | pagina 9