344 met de opleiding van de landmeter tot en met het eindexamen van de opleidende school, terwijl Commissie V zich beperkt tot hetgeen daarna volgt, d.w.z. tot de belangen van de jonge landmeter na het behalen van het schooldiploma. Beide commissies hebben der halve een eigen, welomschreven taak, verband houdende met peri oden, die in het leven van de jonge landmeter op elkaar volgen. Bepalen wij ons tot de werkzaamheden van Commissie V. De agenda, die door deze commissie gedurende het jongste congres in behandeling werd genomen en die op vele harer punten tegemoet kwam aan de wensen, vervat in de door de deelnemende landen terzake ingediende rapporten, bestond uit een opsomming van de belangrijkste onderwerpen, die door Commissie V in de afgelopen jaren waren bestudeerd. Ze luidde als volgt. 1. De betekenis van een uniforme vooropleiding als basis voor alle landmeters. 2. Invoering van een praktische leertijd van minstens twee jaar na het behalen van het schooldiploma. 3. De mogelijkheid om deze praktische leertijd in het buitenland door te brengen met erkenning van die leertijd in het eigen land. 4. Het afnemen van een vakexamen na deze praktische leertijd als voorwaarde om het beroep te kunnen uitoefenen. 5. De oprichting van een orgaan, dat de betrekkingen tussen jonge, gediplomeerde landmeters na de praktische leertijd kan coördineren. Bevordering van deze coördinatie: Uitwisseling van rapporten, permanente betrekkingen tussen de jonge landmeters, deelname aan congressen, gedelegeerden van de jongeren in het Comité Permanent van de F.I.G., oprichting van verenigingen van jonge landmeters in landen, waar deze vereni gingen nog niet bestaan. 6. Internationale erkenning van de landmeterstitel en dien tengevolge de mogelijkheid om het beroep in ieder land uit te oefenen. Uit de inhoud van deze agenda valt af te leiden, dat het streven van Commissie V bovenal is gericht op een internationale erkenning van de landmeterstitel. Langs de weg van een uniforme voorop leiding (1) en een praktische leertijd (2), die zowel in binnen- als buitenland kan worden doorgebracht (3), hoopt men na het af leggen van een, bij voorkeur internationaal getint, vakexamen (4) tenslotte het einddoel, de internationale erkenning van de titel (6) te bereiken. Dat het scheppen van goede betrekkingen tussen de jonge landmeters van verschillende landen (5) hierbij een rol van betekenis kan spelen, is duidelijk. De verschillen die in de onderscheiden landen bestaan ten aanzien van de in de agenda vervatte punten gaven gedurende de commissie vergaderingen aanleiding tot uitvoerige discussies, waarvan hier onder enkele punten worden aangestipt. Punt 1 van de agenda werd na enige discussie ter bestudering verwezen naar de hiervoor

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1958 | | pagina 18