346
genoemde Commissie VII, als behorende tot de competentie van die
commissie. Over de wenselijkheid van een praktische leertijd
(punt 2) was de vergadering het wel eens, maar tegen de in punt 3
geopperde mogelijkheid, deze leertijd ook in het buitenland door
te brengen met erkenning in het eigen land brachten enige gedele
geerden bezwaren naar voren in verband met de bijzondere voor
waarden, die in de door hen vertegenwoordigde landen aan de uit
oefening van het landmetersberoep worden gesteld. Bij punt 4
werd er de nadruk op gelegd, dat het vakexamen zal dienen te
worden afgenomen door landmeters, die in de praktijk werkzaam
zijn. Uitvoerig werd van gedachten gewisseld over de vraag waar
het onder punt 5 bedoelde orgaan zou moeten worden onderge
bracht. Enerzijds werd de mogelijkheid overwogen, dit deel te laten
uitmaken van het Bureau van de F.I.G., waardoor een nauwe
samenwerking met het Secretariaat-Generaal tot stand zou kunnen
komen, anderzijds werd het denkbeeld naar voren gebracht om
Commissie V ten aanzien van deze materie een uitvoerende taak
te geven.
Zoals te verwachten was leidden de discussies wel tot de overtui
ging, dat het bovengenoemde programma niet binnen korte tijd te
verwezenlijken zal zijn, daar bij de uitvoering ervan vele moeilijk
heden om een oplossing zullen vragen. De vergadering was echter
unaniem van mening, dat op de ingeslagen weg zal moeten worden
voortgegaan, opdat het door geleidelijke verbetering van het inter
nationale contact en een voortgaande coördinatie van de belangen
der verschillende landen mogelijk zal zijn op den duur, zij het wellicht
niet tot de vorming van een „universele" landmeter, dan toch wel
tot die van een geodeet te komen, die bij de uitoefening van zijn
beroep in het buitenland zo weinig mogelijk belemmeringen onder
vindt.
Aan het Congres werd tenslotte verzocht de in overeenstemming
met de discussies opgestelde resoluties te willen goedkeuren en
daaraan een begin van uitvoering te geven in het belang van alle
jonge landmeters ter wereld.
Moge het zojuist gehoorde geluid een nog wat utopische klank
hebben, wij moeten niet vergeten, dat wij in een tijd leven, waarin
het streven om de betrekkingen tussen de volkeren te verbeteren en
hun belangen te coördineren in toenemende mate merkbaar is.
Dat de F.I.G. hierin op haar wijze en op haar eigen gebied een bij
drage tracht te leveren kunnen wij niet anders dan toejuichen."
Ir. G. Smit deelde aangaande Commissie VI (Activités profession-
nelles et Rétributions) het navolgende mede:
„Commissie VI behandelt arbeidsverhoudingen, tarieven en be
loningen. In hoofdzaak zijn bij deze commissie geïnteresseerd die
landen, waar de landmeters als ondernemers een vrij beroep uit
oefenen, al of niet naast landmeters in overheidsdienst.
Het werk van de commissie bestaat dan ook in het verzamelen