356 Van de 262 bladzijden, die het boek telt, bevatten slechts 51 de eigenlijke tekst; de overige worden ingenomen zeer ten gerieve van de lezer door niet minder dan 29 bijlagen en een zaakregister. De drie hoofdstukken, waarin het is verdeeld, behandelen achter eenvolgens het grondboek, het kadaster en het kadaster als officiële registratie in de betekenis van par. 2, 2e lid van de G.B.O. Aan dit alles gaat een inleiding vooraf, waarin ons iets wordt medegedeeld over de ontwikkeling van het kadaster sinds de „grijze oudheid", toen ook al behoefte bleek te bestaan aan vastlegging en openbaarmaking van rechtsverhoudingen met betrekking tot de grond en omtrent de geschiedenis van het Pruisische kadaster. Pruisen was het eerste land van het Duitse Rijk, dat het grond boeksysteem invoerde, niettegenstaande dit koninkrijk toen op kadastraal gebied als een der achterlijkste landen beschouwd kon worden, o.m. omdat de kadastrale kaarten van de zes oostelijke provinciën voor 84% verkregen waren door kopiëring van reeds bestaande, niet kadastrale, soms schetsmatig vervaardigde kaarten van allerlei soort. Opgemerkt moet worden, dat de schrijver bij deze beschouwingen van het niet rotsvaste standpunt uitgaat, dat de aanwezigheid van een kadaster een absolute voorwaarde is voor de invoering van een (positief) openbaarmakingssysteem. Dat dit niet zo is blijkt reeds duidelijk uit de inhoud van de ie afdeling van het eerste hoofdstuk, waar het begrip „Grundstück" (grondboekperceel) ter sprake komt. De schrijver geeft dan o.m. de volgende definitie: „Grundstück in de betekenis van het grondboek (wel te onderscheiden van het natuurlijke Grundstück) is een rechtseenheid, waarvan het bestaan afhankelijk is van de wil van de eigenaar". Doch daar een wettelijke definitie ontbreekt is grondboektechnisch een Grundstück „een object, waarvoor in het grondboek een bijzondere plaats is in geruimd". We mogen hieruit concluderen dat grondboekperceel in wezen een min of meer abstract, bij de gratie van de wetgever bestaand, begrip is. Dat men er in de praktijk niet veel aan heeft en overi gens hinkende op twee gedachten is overgegaan tot concreti sering van het begrip (ook de schrijver doet dit als hij begint te stellen dat „vaststelling van grondstukken gelijk is aan de individua lisering van de voorwerpen, waarop de te boek te stellen rechten betrekking hebben" en dat „een grondstuk een lichaam is, begrensd door op de grenslijnen verticaal staande vlakken, resp. hun snij lijnen"), doet niets af aan het feit dat een grondboekhouding zonder de reële voorstelling, door het Kadaster aan het „Grundstück" ge geven, zeer wel denkbaar is. Wat overigens in deze afdeling opvalt is de constatering van het feit, dat in de bestaande constellatie van een grondboekperceel slechts wijziging kan worden gebracht door de wil van de rechthebbenden en dan nog alleen in drie ge vallen: door vereniging van g.b.-percelen (er ontstaat dan een nieuw g.b.-perceel als boekingseenheid), door toevoeging van een g.b.-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1958 | | pagina 30