358 beelden van landen, waar z.i. een gezonde regeling geldt noemt hij Zwitserland, Oostenrijk en Lippe-Detmold. Aldaar zijn de land meter (het kadaster) grotere bevoegdheden gegeven en geschiedt de openbaarmaking ambtshalve door het kadaster op grond van een door partijen en landmeter opgemaakte akte van grensregeling of overdracht van kleine stukjes (Oostenrijk), terwijl overigens de gewone civielrechterlijke weg wordt gevolgd. Alle pogingen om ook in Duitsland deze werkwijze in te voeren zijn tot dusverre zonder resultaat gebleven. Het 2e hoofdstuk handelt over het „Liegenschaftskataster", in Oostenrijk „Grundkataster" geheten, terwijl wij zouden kunnen spreken van „eigendomskadaster". De geschiedenis van dat kadaster is ongeveer gelijk aan die van het Nederlandse. Ook in Duitsland moest het belastingkadaster (de belastingkaart) tot grondslag die nen voor het openbaarmakingsinstituut. Daarbij kwam, dat elk land van Duitsland over een eigen van de overige kadasters afwijkend kadaster had, hetgeen zeker niet ten goede kwam aan een goede samenwerking van g.b. en kadaster. Om daarin meer eenvormigheid te brengen (dit gold ook voor de kadastrale termi nologie, die van land tot land verschilde) kwam in 1934 de „Wet op de herinrichting van het kadaster" tot stand, waarbij de leiding van het meetwezen als rijksaangelegenheid werd opgedragen aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Als voorbeeld van het brengen van eenheid in de terminologie noemt de schrijver het pro cesverbaal van de meting, dat tot 1934 met allerlei namen, als metingsbewijs, meetakte, meetbrief en nieuw kadastreringsplan werd aangeduid, doch in het vervolg zou heten: „bewijs van ver andering' (Veranderungsnachweis) We maken hier weer kennis met het kernpunt van het Duitse stelsel van specialiteit in verband met dat der publiciteit; de vast stelling van het object van een rechtshandeling, alvorens deze rechts handeling wordt openbaar gemaakt. We zeiden reeds dat de schrij ver de betekenis van dit voorschrift van par. 2 der G.B.O. niet ter sprake brengt. Wel voert hij er bezwaren tegen aan, doch zoals we zullen zien ook wegen om met volledig behoud van de werk wijze daaraan tegemoet te komen. De schrijver komt dan tot de conclusie dat het oorspronkelijke kadaster van een belasting kadaster is geworden een kadaster voor verschillende doeleinden, al is men bij die ontwikkeling niet geheel vrij, gebonden als men is aan de regelen van belastingrecht en burgerlijk recht. Wel meent hij te kunnen vaststellen, dat t.a.v. de verschillende doelstellingen die, van een grondslag te zijn voor een ondubbel zinnige aanduiding van de grondboekpercelen, voorop gaat. Volgens hem moet van het toekomstige kadaster worden geëist dat het is ie. grondslag voor de aanduiding in het g.b. en voor de rechts zekerheid van de grondeigendom; 2e. grondslag voor de grondbelasting;

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1958 | | pagina 32