8 Formulier Kadaster nr. 35 (barycentrische coördinaten De heer Rijsdijk zegt, dat deze methode haar tijd heeft over leefd. „Zij moet het veld ruimen voor betere methoden, waarmede ze op geen stukken na kan wedijveren. De bewerking is niet fraai, niet gebaseerd op een systeem; zij bestaat uit overdadig veel op 'zich zelf staande berekeningen met veel notaties; zij is niet vlug en praktisch; de bewerking vergt het dubbele van de tijd die voor de methode Cassini nodig is." olgens welk criterium zal men een bewerking al of niet fraai vinden? Ik vind ze fraai, omdat ze zo volledig symmetrisch is: alle gelijksoortige gegevens komen op precies dezelfde wijze in de berekening voor. De heer Rijsdijk vindt, geloof ik, een berekening alleen fraai, als ze is samengesteld uit stereotiepe bewerkingen, zoals de methode Heckmann-Tienstra of de basishoekenmethode. Dat de onderhavige methode langer duurt dan de methode-CASSiNi, is natuurlijk juist, maar ik acht ze bijzonder geschikt voor mensen die slechts zelden een snelliuspunt berekenen en geen grote vaardig heid in het machinerekenen hebben. Zij kunnen direct zien wat ze moeten doen en zij zullen het prettig vinden, dat elk stukje van de bewerking wordt gecontroleerd. Als de heer Rijsdijk veel snelliuspunten moet berekenen en hij zo goed als nooit fouten maakt, zal wel niemand hem het genoegen willen ontzeggen het formulier Kadaster nr. 32 te gebruiken. Methode-CoLLms Het kadastrale formulier dat berustte op de methode volgens de constructie van Collins, was voor de logaritmische berekening ingericht en is thans vervallen. De heer Rijsdijk wenst eerherstel voor deze methode; hij laat zien, dat we een berekening met de machine op hetzelfde principe kunnen baseren. Met behulp van de gegeven hoeken a en 200 (3 berekent de schrijver de coördinaten van het hulppunt H (zie de figuur op blz. 166 van GD) en daarna, uitgaande van B en H, cotg CP cotg CH) en cotg BP, de coördinaten van P. Hierbij kan cotg BP cotg CHoc) met de machine worden berekend uitcot§ CH^otg oc 1 (cotgCtf— cotga) Daar bij deze berekening geen andere goniometrische functies dan de cotg te pas komen, is een onderzoek naar het al of niet congruent zijn naar de modulus 200 overbodig. De heer Rijsdijk is echter terecht van mening, dat het met de methode-CASSiNi toch nog iets vlugger gaat. Ik zie dus geen reden om de methode-CoLLiNS te propageren. Op blz. 176 van Orgaan TAK, sept. 1957, bekritiseert de schrijver in de op een na laatste alinea mijn theoretische behandeling in GD van de methode-CoLLiNS. De schrijver geeft hier blijk van geen helder inzicht in de principes van de gerichte driehoeksmeting. Daar het vervallen formulier met sin en cos werkte, had ik aan te

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1959 | | pagina 10