Is nu aan de eisen die ik hierboven aan een eenvoudig leerboek
stelde geheel voldaan M.i. niet. Het lijdt naar mijn mening hier
en daar aan een zekere onevenwichtigheid, een zucht om meer te
willen vertellen dan verantwoord is in verband met de kennis die
de lezers in het boek theoretisch is bijgebracht. Zo betwijfel ik
bijv. zeer of in de vereffening van een driehoeksnet de op blz. 113
uitgevoerde berekening van de correctie aan de linker en rechter
omtrekshoeken (sinusvoorwaarde) voor de gemiddelde lezer wel
duidelijk zal zijn. Een bezwaar acht ik tevens dat hier niet (en
nergens in het boek) het juiste gebruik gemaakt is van de aan
duidingen n die bij logaritmische berekeningen gebruikelijk zijn.
Zo is bijv. systematisch verzuimd achter de waarden van log sin a
(a tussen 180° en 360°) een n te plaatsen ten teken dat de sinussen
van deze waarden negatief zijn.
Een ander voorbeeld van een minder geslaagde behandeling van
de materie lees ik op blz. 173 e.v. De lezer vindt daar dat bij het
waterpassen de fout ten gevolge van het niet-evenwijdig zijn van
richtlijn en vizierlijn wordt geëlimineerd door opstelling in het
midden van de slag. „In de praktijk", laat de schrijver er op volgen,
„is het evenwel niet steeds mogelijk om uit het midden te water
passen. Het is daarom van belang het instrument te regelen".
(Volgt de regeling van een waterpasinstrument.) De argeloze lezer
zal nu m.i. in de mening verkeren dat dit inderdaad noodzakelijk is.
Op blz. 184 (fig. 151) blijkt echter dat men, zo waterpassen uit
het midden niet mogelijk is, in elk tweetal slagen van gelijke
lengte de fout ten gevolge van het-niet-voldoen aan de hoofd
voorwaarde eveneens onschadelijk kan maken door symmetrische
opstellingen van het waterpasinstrument t.o.v. de middelste der
drie baakopstellingen. Tenslotte leest men, zonder enige nadere
verklaring, op blz. 185„Vervolgens moet men er bij het verrichten
van een doorgaande waterpassing op letten dat de som der afstanden
van de achterbaak tot het instrument steeds gelijk is aan de som
der afstanden van de voorbaak tot het instrument".
Op blz. 186 zal de lezer ten onrechte tot de conclusie komen dat
terugwaterpassen slechts een controle op de meting is. Hier had
moeten worden vermeld, dat uit het gemiddelde van een water
passing-heen en een waterpassing-terug bepaalde systematische
fouten worden geëlimineerd.
De afleiding van beide formules voor de berekening van de
oppervlakte van een gesloten veelhoek uit de coördinaten der
hoekpunten op blz. 141 is, afgezien van een drukfout in de eerste,
juist. Ik geef de bewerker echter in overweging op de laatste
regel 0 te vervangen door 0. De formules zoals ze er nu staan zijn
slechts goed, als de lezer de omlooprichting van de figuur in beide
gevallen verschillend kiest. Ik vind het jammer dat op blz. 142 de
lezer in de waan wordt gebracht, dat voor een logaritmische
berekening van de oppervlakte van een veelhoek een logaritmen-
tafel met 7 decimalen noodzakelijk is. Veel beter ware het hier
i8