19
geweest ik heb dat reeds in mijn beoordeling van 1949 aan
bevolen het coördinatenstelsel evenwijdig met zichzelf te ver
schuiven, ongeveer naar het zwaartepunt van de figuur.
Het is een misvatting te menen dat fig. 49 op blz. 55 voldoende
is gecontroleerd. Immers een fout in de lengte van AD en (of) BC
is van weinig invloed op de lengte van AB. Ik voel het bovendien
als een bezwaar dat in het boek onvoldoende tot uiting komt, dat
niet alleen het voetpunt maar ook de lengte van de loodlijn ge
controleerd moet worden. Op blz. 48 vervange men het storende
(ongelijk aan) door (bij benadering gelijk aan).
In een volgende druk dient de bewerker fig. 37a nog te herzien.
De hoek gevormd tussen de lichtstralen in het prisma voor en na
de dubbele terugkaatsing wijkt hier ten onrechte van 900 af. Hij
zou dan tevens kunnen vermelden, dat bij de groottebepaling met
de harpplanimeter de stukjes a t/m d van fig. 60 met de steek-
passer worden gesommeerd.
Naar mijn mening zou de bewerker tevens de berekening van
een punt uit achterwaartse snijding moeten herzien. De afleiding
van de hoeken a en p in fig. 105 uit de gemeten waarden 180-a en
en i8o-(3 is weinig elegant. Bovendien lijkt het didactisch beter de
voorwaartse snijding aan de achterwaartse te doen voorafgaan.
Ik zou het op prijs hebben gesteld als de schrijver de uitdrukking
voor de pijl p van een cirkelsegment, zoals die op blz. 229 voorkomt,
zou hebben bewezen. Nu komt ze zo erg uit de lucht vallen. Dat
3
ze bij benadering gelijk zou zijn aan- SP moet op een vergissing
HF 3
berusten. Dit geldt slechts als-en deze verhouding is in
SF 2
de praktijk vaak zeer veel anders. Bovendien is de uitdrukking in
het geheel geen bewijs voor wat de schrijver de vierdelingsmethode
noemt. Dit bewijs had kunnen luiden:
p' 1cos i p 2 sin21 (3
p 1cos (3 2 sin21 (3
Binnen betrekkelijk ruime grenzen van 3 is deze waarde ongeveer
(i)2 J. N. D. Haasbroek
Mieczyslaw Lipinski, Tablice do tyczenia krzywych (360° i
4008), cz§sc II, klotoida. 608 blz., 13 X 17 cm. Prijs 47 Zloty.
Uitg.Panstwowe przedsigbiorstwo wydawnictw kartograficznych,
Warszawa, 1956.
Indien men bij de bepaling van een wegtracé als overgangsboog
tussen een rechtstand en een cirkelboog, of tussen twee cirkel
bogen een klotoïde wil toepassen, zal men zowel voor het ontwerpen
als voor het uitzetten gebruik maken van aan tabellen te ontlenen ge
gevens. De klotoïde is theoretisch de meest ideale overgangsboog,
omdat daarbij de kromming lineair verloopt met de booglengte L.
R