vinden, die zouden opwegen tegen het verlies van de huidige
organisatievorm
In de Huishoudelijke Organen 38 en 39 van de Vereniging van
Civiel-landmeters en Geodetisch-ingenieurs wordt over aansluiting
bij het K.I. van I. herhaaldelijk gesproken.
Het voornaamste argument dat daar (door Prof. Baarda) wordt
genoemd is, dat het gebrek aan contact met het K.I. van I. onbe
kendheid met het werk en het bestaan van de geod.-ingenieur
veroorzaakt. De commissie is van mening dat een contact van deze
aard van een zeer kleine groep geodetisch-ingenieurs met een groot
aantal civiel-ingenieurs weinig effect sorteert. Zij meent dat de
landmeters gedurende de laatste jaren door het bezit van de inge
nieurstitel in aanzien zijn gestegen en dat zij door de daardoor
ontstane veelvuldige contacten in de praktijk bekendheid kunnen
geven aan hun vak. De commissie meent betere mogelijkheden te
zien voor het leggen van nauwere contacten (zie V)
Welke offers zal de N.L.F. moeten brengen als zij als „Sectie
Geodesie" in een afdeling van het Instituut wordt ondergebracht
of als zij een afzonderlijke kleine afdeling uitmaakt
Het gevolg zal zijn:
a. verlies van de bij de Ned. Ver. voor Fotogrammetrie aangesloten
niet-academici of van de gehele vereniging
b. verlies van haar naam, die een traditie is geworden in binnen- en
buitenland
c. het opgaan als een kleine eenheid in een groot lichaam, met alle
nadelen daarvan;
d. het verlies van een aantal buitengewone leden van de Vereniging
voor Kadaster en Landmeetkunde.
Een andere mogelijkheid zou zijn de N.L.F. (of de vereniging die
daarvoor in de plaats komt) als geassocieerd-lid op te doen nemen
in het Instituut. De commissie meent te moeten betwijfelen of dit
voordelen heeft.
Wordt niet door toetreding tot het Instituut een al te grote
binding met de civiele techniek gegeven De landmeetkunde
vervult toch ook een grote dienende taak voor de landbouw en voor
de grondadministratie, waarmee juridische problemen nauw samen
hangen.
Ad. V: Samenwerking van de N.L.Fmet andere verenigingen enz.
Onder IV wijst de commissie op de wenselijkheid bekendheid te
geven van het landmeetkundige werk. Zij meent dat dit zeer wel
mogelijk is zonder dat de N.L.F. haar eigen karakter en zelfstandig
heid verliest.
In onze gecompliceerde maatschappij, waarin de specialisatie
steeds verder gaat, blijkt immer meer behoefte te bestaan aan
uitwisseling van gedachten omtrent problemen die in het raakvlak
van de werkzaamheden van specialisten zijn gelegen.
35