37 geheugen wordt vooral bepaald door de grootte van de opberg- capaciteit, het „bevattingsvermogen", en de snelheid waarmee gegevens kunnen worden opgezocht. Bij de IBM 305 wordt een schijvengeheugen toegepast; ook de IBM 650 kan van dit systeem worden voorzien. Het heeft veel weg van een platenwisselaar met 50 platen boven elkaar. Elke plaat heeft 100 „groeven" elk verdeeld in 10 sectoren van 100 eenheden, zodat de totale capaciteit 5 miljoen tekens (letters of cijfers) is. Deze kan nog worden vergroot tot 10 miljoen door een tweede eenheid aan de machine te koppelen. Het schij vengeheugen heeft directe toegangelijkheid (random access), dit in tegenstelling tot bijv. de magnetische band, waarbij men eerst een aantal gegevens moet aftasten voordat men aan het gewenste komt. Bij de RAMAC wordt direct, zonder tijdverlies, het gevraagde opgezocht. Op een magnetische trommel, zoals die bij verschillende middelgrote computers wordt toegepast, kunnen ongeveer 20 000 tekens worden opgeborgen. Zou men de 5 miljoen eenheden van het schijven- geheugen willen onderbrengen op een trommel, dan zou deze daar toe 20 m lang moeten zijn; dit moge het enorme potentieel van het schij vengeheugen demonstreren. Een geheugen van magnetische kernen werkt bijzonder snel; toe passing hiervan op grote schaal wordt echter verhinderd door de hoge kosten die hieraan zijn verbonden. Overigens zijn de aan- schaffingskosten toch al indrukwekkend; zo is de prijs van de IBM 305 ruim 700 000. Naast het geheugen bevat de RAMAC vanzelfsprekend de overige

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1959 | | pagina 39