35 Dit klinkt aanmerkelijk optimistischer maar niet minder irreëel dan het oude bijgeloof dat een zonsverduistering's werelds naderende ondergang beduiden zou. Er zijn meer sterren aan de hemel dan die ene, die onze zon is, en ook die andere worden vele op hun tijd verduisterd door de maan. Het behoeft nauwelijks betoog dat ook een stersverduistering op analoge wijze als een zonseclips de onderlinge ligging van ver uiteengelegen punten kan bepalen. Men zou zelfs kunnen menen dat deze methode vele voordelen zou bezitten. Toch valt dat tegen. Zo is zij om foutentheoretische redenen beperkt tot de tropen en subtropen. De waarnemings- punten moeten zo gelegen zijn dat, vandaar gezien, de ster in kwestie achter hetzelfde maan-object, vlakte of berg, verdwijnt. De meetmethode een fotometrische bepaling van het moment van bedekking van de ster door het niet-verlichte gedeelte van de maan limiteert de waarnemingsperiode tot een week rondom elk eerste kwartier. Al deze voorwaarden, en nog andere, hadden bijv. tot gevolg dat bij een plan om de Atlantische Oceaan te overbruggen, het aantal bruikbare sterbedekkingen in een geheel jaar slechts zeven bleek te zijn, hoewel men ging tot sterren, 40 maal zo zwak als die, welke met het blote oog nog juist te zien zijn. Niettemin zijn belangrijke verbindingen gemeten. De bekendste is wel die, waarop ik zoëven doelde: de aansluiting, in 1951, van Noord-Afrika aan Midden-Amerika via de Azoren-Archipel, waarbij de geodetische diensten van de Verenigde Staten, van Frankrijk, Portugal en Spanje betrokken waren. Cura9ao, waar wij in het kader van het voor dit onderdeel zojuist geëindigde Internationaal Geofysisch Jaar een tijdelijk geodetisch-astronomisch station hadden opgericht, is één van de twintig punten over de aarde verspreid, waar de maan op prin cipieel andere wijze wordt gebruikt dan bij de beschreven, zoge noemde schaduwbaan methoden. Inplaats van de obscure taak verduistering te plegen, heeft zij daar de glansrol van een prima-donna temidden van een ,,by-cast", die, zonderling genoeg, bestaat uit sterren. Met een interval van enige uren wordt de maan met de om ringende sterren tweemaal gefotografeerd in sterk verschillende richtingen, terwijl de tijd geregistreerd wordt. Elke foto toont het punt aan de hemel waar de maan op dat moment vanuit het station gezien werd. Dat punt representeert de richting van een rechte lijn in de ruimte, die door het centrum van de maan gaat en door het station op aarde. Uit twee foto's zijn dus twee rechten af te leiden, die elkaar snijden in het station, waarvan men aldus de ruimtelijke positie, in rechthoekige, geocentrische coördinaten, vindt.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1959 | | pagina 13