A9'
AZ
a'
l'
15
105,72
dl
45
375,36
118,65
x4
17,06
102,73
d3
15
23
90,38
d
2
53
145,77
124,18
De gecorrigeerde meting (aT) kan vanuit P1 met de poolcoör-
dinatograaf worden uitgezet.
2. Radiaaltriangulatie
Bij toepassing van de gleufmallenmethode zijn er eenvoudige
snijapparaten in gebruik, waarbij weinig schaalvariatie mogelijk
is en de puntsoverdracht van foto op mal tevoren plaats moet
vinden door doorprikken.
Hier kan men nuttig gebruik maken van de poolcoördinatograaf,
waarbij tevens rekening gehouden kan worden met correcties
voor werking van het papier. (Uiteraard is het niet mijn bedoeling
het gebruik van gewoon fotografisch papier in plaats van niet
werkend materiaal, bijv. correctostat, te propageren, maar het
komt voor dat men door omstandigheden hiertoe genoodzaakt is.)
In dit geval wordt eerst de poolcoördinatograaf gecentreerd
op het hoofdpunt van de foto, waarop naburige hoofdpunten en
hulppunten stereoscopisch zijn overgebracht. De richtingen naar
deze punten en de richtingen en afstanden naar de vier mee-
gefotografeerde randmerken worden afgelezen.
Na de constructie van de Acp'-figuur (volgens III.7.2) en aflezing
der correcties, worden de gecorrigeerde richtingen op een gewenste
schaal op de mal geprikt, waarna met het snijapparaat de gleuven
worden gesneden.
Het volgende voorbeeld is een RC 7 opname, afgedrukt op gewoon
papier. De randmerken liggen op het midden der rechthoekszijden.
In hoofdpunt 20 is gemeten:
naar randmerk 19'= 0 graden, V 70,00 mm
2 100,50 68,70
3 200,25 70,12
i9a 363,84
20a 0,98
enz.
De randmerken hebben hier een andere plaats dan bij de af
leiding in III.7.2. Hierdoor worden (13) en (14) voor dit geval
gewijzigd in:
2 4
72
P2
7
11
r.
10
111,10
4 300,30 69,00
19 302,17
(^1 - (<P2 9i 43 200)