n8 een wettelijke ruilverkavelingsovereenkomst kan worden aange gaan. Het overblijvende aantal twee-partijen-ruilingen zal dan niet groot meer zijn. Het is wel gewenst dat in dit onderzoek niet alleen de wettelijke, administratieve en financiële mogelijkheden worden bezien, maar dat men ook tracht een indruk te verkrijgen van het aantal gevallen, waarvoor (alweer) een nieuwe regeling moet worden getroffen. Mijn persoonlijke ervaring is geweest, dat in een blok van ca. iooo ha één of twee van dergelijke onderhandse ruilingen aan het licht komen bij het eigendomsonderzoek. Maar meestal was dan alleen het gebruik geruild en stelde men er prijs op de oorspronke lijke percelen in de lijst van rechthebbenden op naam te houden! In hoofdstuk 2 wordt het „Meerjarenplan voor ruilverkaveling" in het kort besproken. Van de dertien „Bijzondere onderwerpen" (hoofdstuk 3), over het algemeen betrekking hebbende op technische zaken, noem ik de paragrafen over het kadastrale ruilverkavelingswerk en de internationale voorlichting (Expo). De „Projectvoorbereiding" wordt in het volgende hoofdstuk beknopt, maar zeer duidelijk en instructief voor buitenstaanders, behandeld. De provinciale verslagen vinden onder de titel „Het werk in de provincies" in hoofdstuk 5 hun plaats. Het weglaten van details verhoogt de leesbaarheid van deze verslagen. Toch betreur ik het, dat kennismaking van meer bijzonderheden aangaande gereed gekomen ruilverkavelingen thans niet meer mogelijk is. Daar ik erken dat uitvoerige rapporten in het jaarverslag niet dienen te worden opgenomen denk ik aan een andere mogelijkheid. Vóór de stemming wordt een rapport gemaakt, voorgeschreven in art. 34 der wet. Ik geef de C.C.C. in overweging een dergelijk rapport te doen vervaardigen nadat de ruilverkaveling tot stand is gekomen. Behalve een overzicht van de gang van zaken zouden hierin wellicht ook informaties omtrent de kosten (die in het jaarverslag niet per blok worden vermeld) kunnen worden gegeven. Alle medewerkers aan een bepaalde ruilverkaveling zullen het zeker op prijs stellen een dergelijk rapport te ontvangen. Voor de deskundige is bestu dering dezer rapporten leerzaam. Misleidend zijn de opmerkingen op blz. 75, waar wordt gesug gereerd dat het de schuld van de kadastrale ruilverkavelingsdienst is dat de tenaamstelling van de in 1956 in gebruik genomen kavels nog niet in de kadastrale administratie zijn verwerkt. Bij een normale procedure duurt de periode, gelegen tussen ingebruik neming en kadastrale toepassing, ongeveer twee jaar. Er zijn echter weinig verkavelingen waarin volgens de wettelijke procedure wordt gehandeld. Indien het plan van wegen en waterlopen nog niet officieel is vastgesteld, maar het toedelingsplan wel gereed is, wordt van landbouwkundige zijde aangedrongen op een voorlopige ter- visielegging van het toedelingsplan en een voorlopige ingebruik neming. Nadat het plan van wegen en waterlopen officieel is vast-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1959 | | pagina 24