47 Latijn 48 Grieks 49 Overige talen (dus Russisch, Oosterse talen enz.). In de U. D. C. heeft men althans de Slavische talen een eigen groep gegeven (Russisch!). Daar zijn nu de laatste groepen: 47 Latijn en Grieks 48 Slavische talen 49 Overige talen. U. D. C. en D. D. C. wijken hierin dus iets van elkaar af; soort gelijke kleine verschillen komen ook elders in de classificatie voor. Maar 49 is de vergaarbak gebleven (overige talen!). Filosofisch is er waarschijnlijk van alles tegen de U. D. C. in te brengen. Er zijn voor- en tegenstanders. Dr. Korevaar, vroeger bibliothecaris der T. H. te Delft was een tegenstander. Voornamelijk door artikelen van zijn hand in het Polytechnisch weekblad uit 1932, wees de zg. Litteratuurcommissie der N. L. F. het gebruik van de U. D. C. voor een landmeetkundige bibliotheek af (K. en L. 1937, Nr. 1, blz. 34). Een fervent voorstander was echter Dr. Kore- vaar's collega van de Rheinisch-Westfalische technische Hochschule te Aken, Dr. C. Walther. In één der Jahrbücher" van deze Hoge school (dat van 1953) heeft hij een interessant opstel over de U. D. C. geschreven onder de titel: „Die Dezimalklassifikation (DK) als Ordnungsmittel fiir Wissenschaft und Praxis". Hieraan heb ik veel kunnen ontlenen. Ook op ons vakgebied is de controverse doorgedrongen. Kortgeleden werd daarvan nog getuigd in de A. V. N. In het nummer van oktober 1958 werd de U. D. C. door Romunde in zijn artikel „Literaturdokumentation bei den kom- munalen Vermessungs- und Liegenschaftsamtern" op praktische en filosofische gronden verworpen, terwijl Draheim haar tegen de aanvallen van Romunde in het volgende nummer der A. V. N. verdedigt. Het is, zoals wel bij meer gelegenheden, jammer dat we geen 12-tallig stelsel, in plaats van een 10-tallig bezitten. Dat zou één der bezwaren tegen de U. D. C., dat van haar vaak geringe plooibaarheid, belangrijk verminderen. Hoofdgetallen en hulpgetallen Dat men cijfers gebruikt voor de aanduiding der rubrieken is een zeer gelukkige greep geweest. Cijfers zijn internationaler dan letters. Het Latijnse en het Kyrillische alfabet wijken sterk van elkaar af. Maar ook zij die met Kyrillische tekens schrijven, ge bruiken Arabische cijfers. En ook zij die het zg. Arabisch schrift bezigen, hebben net als wij een tientallig positiestelsel, zodat, gebruikt, vergissingen uitge- sloten zijn. Alleen de punt (o in het Arabisch cijferschema) levert moeilijkheden op, omdat deze bij de hulpgetallen een essentiële betekenis heeft. Bij de hoofdgetallen dient hij, zoals we zagen, slechts de overzichtelijkheid. 526.918.742.2 (Stereoautografen e.d.) 128

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1959 | | pagina 34