154
heffing van het station. De verschillen waren zo duidelijk constant,
dat het verantwoord werd geacht in de genoemde perioden de
meridiaanmetingen van de waarnemer Scheepmaker daarvoor
te corrigeren.
2. De astrolabiummetingen.
Met het astrolabium worden de momenten waargenomen waarop
een aantal sterren achtereenvolgens een zekere, door het instrument
gefixeerde hoogte van ongeveer 6o° bereikt. Hieruit kan men de
plaatselijke tijd en de geografische breedte berekenen. Een derde,
parasitaire, onbekende is de genoemde instrumentale hoogte.
Omdat het aantal waargenomen sterren per programma 29 is,
zijn er 26 overtallig, zodat de nauwkeurigheid van de onbekenden
te berekenen is.
Tabel 3 is, voorzover het de eerste vier kolommen betreft, op
soortgelijke wijze ingericht als tabel 2. Ook hier is in de derde kolom
in het verloop van de maandgemiddelden rh\r de invloed van een
toenemende ervaring van de waarnemers op te merken, zij het veel
Tabel 3: Astrolabiummetingen
N
m\T
in m/sec
m
in
d
H
aug. 1957
12
4.5
8,1
0,068
0,03
sept.
10
3.5
11,0
°.°57
0,06
okt.
11
3.9
9,5
0,064
0,17
nov.
8
4-5
8,3
0,078
0,04
dec.
21
3.7
8,2
0,060
0,21
jan. 1958
22
3.8
9,2
0,063
0,07
febr.
22
4.2
9,3
0,067
0,22
mrt.
13
3.9
7,8
0,062
0,02
apr.
12
3.5
10,6
0,055
0,06
mei
14
3.7
7,4
0,058
0,04
juni
13
3.7
7,i
0,056
0,06
juli
16
3,8
6,0
0,057
0,07
aug.
23
3,7
9,3
0,054
0,06
sept.
19
4,°
6,6
0,061
0,05
okt.
8
3,2
3,8
0,050
0,03
nov.
16
3.0
4,9
0,050
0,08
dec.
21
3,4
8,3
0,058
0,05
aug- '57 t/m
dec. '58
261
3,8
8,1
0,060
0,10