of ook
het nomogram is nu duidelijk. Het punt SP wordt tot samenvalling
gebracht met het te verkennen punt op de topografische kaart, de lijn
AT o wordt gelegd in de richting SP R, en men kan voor deze
richting op de in fig. 2 aangegeven wijze AT aflezen voor het punt
E, in dezelfde positie van het nomogram zowel voor Ev E2 als E3.
Na voor iedere richting de AT te hebben bepaald, volgt de bere
kening van de waarde E uit:
[g AT'AT'] [g AT AT] fe ATJ fe AY]
fe]
Uat-^ÏÏat-E^I.
.1 [ff] fe]
Via de laatste rekenwijze, die iets omslachtiger is, treedt aan het
licht de bijdrage van iedere richting in het bedrag E. Duidelijk wordt
tevens, hoe deze waarde eventueel tot een bedrag 800 zal kunnen
worden opgevoerd, indien het punt binnen de standaardellips blijkt
te liggen.
Na de bepaling van Ev E2 en E3 kan de toetsing geschieden naar
formule 5)
Uit het voorbeeld van fig. 1 blijkt, dat de wortelvorm van het
tweede lid slechts zelden zal behoeven te worden uitgerekend.
Voor het geval de richting van de lange as van de standaard
ellips redelijk nauwkeurig kan worden voorspeld, heeft men vol
doende aan één punt E in deze richting. Men bepaalt dan nl. de
minimale E0, die 800 moet uitvallen, wil het punt aan de H.T.W.-
eisen voldoen.
Indien gebleken is uit de toetsing volgens formule 5), dat het
snelliuspunt aan de H.T.W.-eisen voldoet, is het niet meer nood
zakelijk, de elementen van de standaardellips te leren kennen.
Deze gegevens zijn overigens met behulp van de volgende formules
af te leiden:
40 t
mX'
\'(EX Et) - V(E2 Etf (Ei - £3
40 t
(E1 £2) V(Ei £a)2 (£4 - £3
waarbij 9' is het argument van SP-E ten opzichte van de halve
lange as my als nulrichting.
Resumerend, is hier een methode behandeld om my, met t te
vergelijken met behulp van de vaststelling van de waarde [g AT'AT']
voor in het algemeen 3 punten, gelegen op afstand t uit het
snelliuspunt en op onderlinge afstand van een achtste cirkelomtrek.
IÓ2
Ei E2 1600 S j/(£2 Ei)2 (£4 Ei)2-
my
|2
tg 2<p'
£3 £4
£2 £j