Ir. H. PH. VAN DER SCHAAF,
Berekening van Decca-hyperbolenpatronen
In het tijdsbestek van een half uur kunnen uiteraard slechts
enkele grepen uit het algemeen gestelde onderwerp naar voren
worden gebracht, terwijl evenmin de berekening van het patroon
voor de Deltawerken uitvoerig kan worden behandeld.
Het Deccapatroon moet op kaarten, hier te lande gebaseerd op
de stereografische kaartprojectie, lijnen aangeven, waar terrestrisch
op decometers gelijke aflezingen zouden worden verkregen. Deco-
meters reageren op elektromagnetische verschijnselen, optredende
in het gemeenschappelijk stralingsveld van de twee bepaalde
radiozendantennes, waarvoor zij werden geconstrueerd; zij geven
nl. het faseverschil aan tussen de twee elektromagnetische kracht
velden.
De decometeraflezing heeft dus principieel een natuurkundige
en geodetisch slechts een afgeleide betekenis. Als zodanig blijkt
zij dan in de driehoek Master-Slave-standplaats (M SI - S)
het afstandsverschil aan te geven in de som van twee zijden met
de derde nl. M SI SM S SI, en wel gemeten met een lengtemaat
a -ti- r-ut u j ,MS/ SM S SI
A, zodat de aflezing L is het onbenoemd getal -
A
Zo is in figuur 1 voor een punt 5 met decometeraflezing 45 rood dus
MR SM SR 45 x Ar.
De lijn die de punten verbindt, waarvoor deze L constant is, heet
deccalijn. Brengen wij op de kaart de rode deccalijnen aan, volgens
een bepaald interval A L, dan vormen deze krommen het zg. rode
patroon. Dit rode patroon maakt van de kaart, indien wij daarop
tevens een ruitennet aanbrengen, een lijnennomogram voor drie
veranderlijken, nl. voor x, y en L,\ analoog het purper patroon voor
x, y en LP. De lijnenschalen voor LT en LP vormen samen het zg.
deccapatroon.
De ligging van een punt is dus tevens gedefinieerd door haar
decometeraflezingen Lr en LP; wij noemen daarom deze grootheden
ook wel de deccacoördinaten van het punt.
Gemakkelijk is in te zien, dat op het verlengde van de basis
M SI aan de zijde van de Master L 0, bijv. voor het punt A
in het rode patroon, terwijl L maximum is voor het verlengde van
de basis aan de zijde van de Slave, bijv. voor het punt B in het
rode patroon. De maximale waarde voor L, aan te duiden met n,
geeft aan, hoeveel malen de lengtemaat A begrepen is in de dubbele
basis M SI, hier 2 MR. Een decometeraflezing in het punt B levert
2 RM
ons dus op n, zodat, indien de basislengte RM bekend
163
hoofdingenieur van de Rijkswaterstaat te Delft:
Voordracht, gehouden op de Studiedag der N.L.F. te Zwolle op 4 juni 1959.
Ar