De Regering wilde in 1931 aanvankelijk deze bijzondere waarborgen
voor belanghebbenden ook invoeren voor de algemene rooilijnen,
die meestal in een bouwverordening zijn opgenomen. Op aandrang
van de Tweede Kamer werden deze waarborgen echter bij Nota
van Wijziging beperkt tot de bijzondere rooilijnvoorschriften x).
Ontwerp Wet op de Ruimtelijke Ordening
In het Ontwerp Wet op de Ruimtelijke Ordening, ingediend bij de
Tweede Kamer der Staten Generaal op 23 januari 1956 2), waarmede
de Regering beoogt de planologische maatregelen uit de huidige
Woningwet te vernieuwen, is helaas het systeem van de persoonlijke
kennisgeving weer prijsgegeven. Daarvoor in de plaats is het voor
schrift gekomen, dat de nederlegging van ontwerp bestemmings
plannen of rooilij nbesluiten door de burgemeester moet worden
gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant (art. 23 lid 2 Ontwerp).
In de Memorie van Toelichting 3) wordt hieromtrent medegedeeld,
dat door deze maatregel belanghebbende overheidsfunctionarissen
en niet ter plaatse wonende eigenaren beter kunnen worden bereikt.
De Regering erkent dus wel, dat er eigenaren kunnen zijn, wier
belangen door onvoldoende bekendmaking van toekomstige plano
logische maatregelen geschaad kunnen worden. Deze moeten echter
naar haar oordeel, zich maar beschermen door systematisch de
Staatscourant te gaan lezen (sic!). Persoonlijke kennisgevingen
zoals van oudsher art. 15 van de Wet op de Grondbelasting (1870)
voorschrijft, welke ook door art. 84 lid 3 van de Ruilverkavelingswet
1954 worden geëist en die in 1931 voor de rooilijnprocedure in de
planologie zijn ingevoerd, blijven thans in het Ontwerp achterwege.
Niettemin staan op planologisch gebied vaak veel grotere belangen
van eigenaren en gebruikers op het spel, dan in een van de hiervoor
opgesomde gevallen.
Wanneer belanghebbenden op deze wijze, door onbekendheid
met de plannen, geen bezwaren bij de gemeenteraad hebben in
gediend (art. 24 Ontwerp), dan kunnen zij namelijk ook niet in
beroep gaan bij Gedeputeerde Staten (art. 27 lid 1 Ontwerp) en
evenmin bij de Kroon (art. 29 lid 1 Ontwerp). Bovendien verliezen
zij hierdoor hun rechten uit art. 51 van het Ontwerp in zake tege
moetkoming in de schade, wanneer zij onevenredig zwaar worden
172
1. Zie „De Woningwet" in editie Schuurman en Jordens, 6e druk, bewerkt
door Mr. j. F. Jansen, p. 46 en H. F. M. Stoer, „De Rooilijn", acad. proef
schrift 1933 p. 69.
2. Dit wetsontwerp kan behalve in de officiële uitgave van de Staats
drukkerij (Bijl. Hand. 2e Kamer 1955/1956, nr. 4233) ook geraadpleegd
worden in een uitgave van N. Samsom, vergezeld van de Memorie van Toe
lichting en voorzien van marginalia.
Voorts is het verschenen als bijlage in de editie Schuurman en Jordens,
nr. 64, De Woningwet, 6e druk, p. 562 e.v. In deze uitgave zijn door de
bewerker, Mr. J. F. Jansen, gedeelten uit de Memorie van Toelichting over
genomen.
3. Schuurman en Jordens, ad art. 22, p. 581.