maar de omvang van dit artikel laat dat helaas niet toe. Belang stellende lezers moge ik dus verwijzen naar de opeenvolgende jaargangen van ons tijdschrift, waarvan te hopen is, dat zij volledig aan elk kadasterbureau aanwezig zijn. Voor een korter overzicht over de gebeurtenissen zij verwezen naar het duidelijke en goed gedocumenteerde opstel van de landmeter J. F. Jongedijk in het jubileumnummer van het Tijdschrift, uitgegeven ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van onze vereniging in oktober 1934. Ik moet dus thans zwijgen over de staatscommissie 1906, over haar rapport van 1916 met een wetsontwerp op de grensregeling, over de proefhermeting-Dieren en over de teleurstellingen, toen bleek, dat de publieke opinie nog niet rijp was voor grote her vormingen. De laatste strijdkreet van de grote I. Boer Hzn., ge publiceerd als „De ramp van Heikamp", verstierf in 1929 als de stem van de roepende in de woestijn. Het advies „Knoei nu maar zo hard mogelijk, dan moet binnen kort noodgedwongen een nieuw kadaster worden opgericht" is echter door geen enkele landmeter opgevolgd. De instelling van de wetenschappelijk opgeleide ambtenaar kon moeilijk leiden tot minderwaardig werk en nieuwe omstandigheden zorgden, dat dik wijls de aandacht van de grote teleurstellingen werd afgetrokken. In 1922 werd het districtenstelsel ingevoerd, in 1923 maakten de eerste landmeters met hogeschool-opleiding hun entree, in 1924 kwam de eerste wet op de ruilverkaveling in het staatsblad, de fotogrammetrie kwam in de belangstelling en meer en meer groeide het contact met de maatschappij. Rijkswaterstaat en ge meenten vroegen de hulp van het kadaster of zochten samenwerking. Al deze omstandigheden zorgden ervoor, dat de belangstelling voor de vakproblemen bewaard bleef en dat de landmeters voldoening hadden in het verrichten van hun dagelijkse arbeid. Vooral het districtenstelsel heeft velen gestimuleerd om zich met hart en ziel te wijden aan het eigen „koninkrijk", niet alleen ter behandeling van de gewone dienst maar vooral ook, vaak met opoffering van veel vrije tijd, aan de verbetering van het kadaster. En toen omstreeks 1930 de landmeter A. Theil zijn boekje „Een be schouwing over de richting van het Kadaster" aan alle collega's, lezers van ons Tijdschrift, toezond, betekende dit een hart onder de riem bij vele stoere werkers. Theil rekende af met de radicale stroming, die meende, dat het bestaande Kadaster weinig be tekende en dat alleen een algemene hermeting op nieuwe grond slagen uitkomst zou kunnen brengen. Hij wist waardering te wekken voor de verschillende maatschappelijke functies, die het kadaster vervulde en betoogde, dat met serieus en gestaag positief werken, op de lange baan kon worden bereikt, dat het kadaster behoorlijk aan de maatschappelijke eisen zou voldoen. Zijn leuze was: Weest solide! Mr. J. H. Jonas fundeerde deze gedachtengang opnieuw in een be langwekkende rede, gehouden op de jaarvergadering van de Ver- 213

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1959 | | pagina 11