235
daar in het algemeen de meer uitgebreide metingen aan de randen
plaats vinden, zodat meer behoefte zal bestaan aan een krans van
punten, enige kilometers buiten de steden gelegen. Deze punten
kunnen echter beter worden bepaald, wanneer daaraan behoefte
ontstaat.
Een drastische beperking van het aantal punten van de Rijks
driehoeksmeting zal voor het bepalen van technische grondslagen
meer tijd vragen. Voor de kadastrale gebruikers zal dit tot gevolg
hebben, dat een deel van de werkzaamheden die tot nu toe tot de
taak van de Bijhoudingsdienst van de Rijksdriehoeksmeting werden
gerekend, door de hermetingssecties van de kadastrale bureaus
moet worden overgenomen. Hierdoor zullen alleen daar punten
worden bepaald, waar daaraan directe behoefte bestaat. Ook zal
door het geringer aantal punten hiervan alleen gebruik worden
gemaakt, wanneer dit noodzakelijk is.
Bij een verdichting van dit puntenstelsel zullen veelal opnieuw
kerktorens moeten worden ingeschakeld. Dikwijls zullen deze al
voorheen door de Bijhoudingsdienst van de Rijksdriehoeksmeting
zijn bepaald. Een analyse van deze bepalingen kan vaak een vol
ledig nieuwe bepaling van deze punten voorkomen.
Een nauwe samenwerking tussen de Bijhoudingsdienst van de
Rijksdriehoeksmeting en de andere landmeetkundige diensten
inzake puntsbepalingsaangelegenheden is dan ook gewenst.
Als tot bepaling in coördinaten van torenspitsen moet worden
overgegaan kan de hulp van de Bijhoudingsdienst van de Rijks
driehoeksmeting worden ingeroepen als bebouwing van torens,
voor de inrichting als meetstations, dit noodzakelijk maakt. Dit
laatste vergt van deze dienst een organisatie die directe hulp
verlening mogelijk maakt.
Behoudens een assisterende functie kan de Bijhoudingsdienst
van de Rijksdriehoeksmeting zich dan wijden aan de instandhouding
van zijn puntennet. Dit beperkt zich in gebieden waar de ver
zekering van de richtpunten door middel van vastleggingsbouten
voldoende geacht kan worden, tot het op geregelde tijden contro
leren van deze richtpunten door lokale driehoeksmetingen.
In de laagveengebieden is het twijfelachtig of de in coördinaten
bepaalde punten houdbaar zijn. Hier kan een onderzoek naar de
fundering van de betreffende gebouwen uitsluitsel geven. De uit een
dergelijk onderzoek gevonden betrouwbare punten kunnen dan als
basis dienen voor de controle van de overige punten in die ge
bieden. Deze controle kan bestaan uit het overmeten van enige
goed gekozen, voor het te controleren punt bepalende richtingen.
Rekening houdend met de bereikte nauwkeurigheden van de
vroegere metingen en de nieuwe, is dan vast te stellen of ver
schuiving van het punt heeft plaats gehad.
Voor de verdere verdichting van het puntenstelsel en de analyse
van de door de Bijhoudingsdienst van de Rijksdriehoeksmeting
bepaalde punten, die hierbij weer in coördinaten moeten worden