is opgericht, omdat er ook buiten kadastrale kringen belangstelling
was ontstaan voor de verschillende aspecten van de nieuwe meet
methode.
Naar aanleiding van een uitspraak van I. Boer Hzn. bespreekt
Prof. Schermerhorn in zijn hiervoor aangehaalde bijdrage de moge
lijkheden van toepassing van de fotogrammetrie voor kadastrale
doeleinden.
Afgezien van enkele getallen, die wat gewijzigd zijn t.g.v. de
voortgeschreden techniek, heeft de bedoelde 3 nog heden voor een
groot deel betekenis.
Is er dan zo weinig geschied in de afgelopen vijf en twintig jaren
Integendeel, er is zelfs veel geschied.
Toen ik, nu juist twintig jaar geleden, een van mijn huidige
collega's, in welk verband doet niet ter zake, vroeg, of hij ook een
abonnement had op het toen juist opgerichte tijdschrift „Photo-
grammetria", was het antwoord: ,,Ik geef mijn geld niet aan on
nutte zaken", waarmee maar gezegd wil zijn, dat niet alle kadaster
landmeters zo vooruitstrevend waren als ik zonet misschien heb
gesuggereerd.
Het is echter uitgesloten, dat thans nog één collega een der
gelijke opmerking zou maken met betrekking tot enige fotogram-
metrische aangelegenheid.
Deze gewijzigde instelling van hen, die voor twintig jaren nog
afwijzend stonden tegenover de fotogrammetrie, is zeker niet in
de eerste plaats te danken aan het feit, dat de standaardafwijkingen
bij de fotogrammetrische methoden inmiddels nog iets kleiner zijn
gewordenze is eerder te zien als een gevolg van een technische ont
wikkeling op een zeer breed niveau. Het is toch immers nauwelijks
denkbaar, dat er in een tijdperk waarin we ons over geen enkele
natuurkundige prestatie meer verbazen, nog geodeten zouden zijn,
die zich zouden verzetten tegen de toepassing van een meetmethode,
waarbij slechts van een foto van het te kaarteren terrein en van een
op bijzondere wijze ingerichte passer en schaal wordt gebruik
gemaakt.
Dat overigens de standaardafwijkingen in een bepaald geval niet
uit het oog moeten worden verloren, is duidelijk.
De proef, die Prof. Schermerhorn aan het slot van zijn bijdrage
aanbeveelt, wordt al vrij spoedig genomen (Loosdrecht- 1936:
fotoschaal 1 5000, kaartschaal 1 2500). Het resultaat is be
vredigend.
Toch duurt het nog twintig jaar eer het Kadaster er toe over
gaat zelf de fotogrammetrie te gaan toepassen. Wat zijn daarvan dan
wel de oorzaken?
De hermeting, die sedert tientallen jaren werd bepleit, bleek,
toen het er eenmaal op aan kwam, in de gebieden waar op grond van
de proefnemingen de fotogrammetrische meetmethode zou kunnen
worden toegepast, toch niet zo urgent te zijn, dat die gebieden nu
237