239 Nadat het bureau van de Fotogrammetrische dienst op i juli 1956 was ingesteld, heeft het nog tot november van dat jaar ge duurd eer het inmiddels gearriveerde instrumentarium, een stereo- planigraaf-C8 van Zeiss, kon worden opgesteld en in gebruik ge nomen. Hier niet ter zake doende huisvestingsmoeilijkheden waren daarvan de oorzaak. De eerste stap was toen het opleiden van een voldoend aan tal waarnemers. Op grond van een overeenkomst tussen de ministers van Financiën en van Verkeer en Waterstaat heeft daartoe een personeelsuitwisseling plaatsgevonden tussen de fotogrammetrische afdeling van de Meetkundige dienst van de Rijkswaterstaat en het bureau van de Fotogrammetrische dienst. De resultaten van de oefening waren dermate gunstig, dat deze uitwisseling omstreeks half mei 1957 kon worden beëindigd. Inmiddels waren de nodige maatregelen getroffen om het werk aan eigen kaarteeropdrachten ter hand te kunnen nemen. Sedertdien verlopen de werkzaamheden aan het bureau van de Fotogrammetrische dienst in een stijgend tempo. Zo werden in 1958 in totaal 135 kaarteerbladen afgeleverd. Het gekaarteerde gebied had een oppervlakte van ruim 15.000 ha. De verwachting is gewettigd, dat deze oppervlakte in 1959 de 20.000 ha zal benaderen, terwijl het nu wel zeker is, dat in het voor jaar van i960 de instrumentele capaciteit zal worden verdubbeld. Hiervoor zal dan een vrij sterke aanpassing van de velddienst noodzakelijk zijn. Op 1 september van dit jaar had het bureau van de Fotogramme trische dienst in totaal rond 31.000 ha gekaarteerd. Daarvan waren 17.000 ha t.b.v. nog uit te voeren ruilverkavelingen. De overige 14.000 ha kunnen worden beschouwd als hermeting, waaronder dan ook begrepen moeten worden de kaartering voor de kadastrering van een ingepolderd gebied en die van de nieuwe toestand van twee gereedgekomen ruilverkavelingen. Overigens gaat het natuurlijk niet alleen om het aantal af geleverde kaarten. Het is op zijn minst even belangrijk de zeker heid te hebben, dat de vervaardigde kaarten aan bepaalde normen voldoen wat betreft de nauwkeurigheid. We raken hier een van de moeilijke problemen van de foto- grammetrie. Hoe constateert men of de kwaliteit van een kaart goed is Het meest afdoende middel is de kaart ook geheel of gedeelte lijk uit langs terrestrische weg verzamelde meetgetallen te ver vaardigen en de fotogrammetrische kaart met dat werkstuk te ver gelijken, waarbij dan vooral niet uit het oog mag worden verloren, dat eventuele verschillen voor een belangrijk deel veroorzaakt kunnen worden door de onnauwkeurigheden die een terrestrische meting en daaropvolgende kaartering nu eenmaal ook aankleven. Het genoemde middel is uitermate onpraktisch en kan hoogstens bij wijze van proef worden toegepast. Wat minder ingrijpend is de controlemethode, waarbij de kaart

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1959 | | pagina 37