voor een tweede maal wordt getekend langs fotogrammetrische weg. Hoewel dit ook geen algemene praktische methode kan zijn, hebben we haar toch wel toegepast. De gelijkenis tussen de twee kaarten bleek dan zeer treffend te zijn. Er konden nauwelijks ver schillen worden aangetoond. Een enkele maal bleek een paar kaarteerpunten verkeerd te zijn verbonden. Zo'n fout zou overigens aan de hand van de luchtfoto ook bij de afwerking wel aan het licht zijn getreden. Een ander controlemiddel is het meten van verificatielijnen. Deze geven de mogelijkheid in een getal vast te leggen hoe groot de afwijking is tussen de fotogrammetrische en de terrestrische bepaling van de ligging van grenslijnen. Vele malen hebben we meting van zulke verificatielijnen doen uitvoeren. Er is daarbij steeds gebleken, dat de standaardafwijking in de ligging van een gekaarteerd grenspunt nooit groter en meestal belangrijk kleiner was dan de standaardafwijking bij kaartering uit meetgetallen met behulp van passer en schaal. Voor een grafisch kadaster is dit ruimschoots voldoende. Ook van de door het bureau van de Fotogrammetrische dienst verstrekte coördinaten wordt van tijd tot tijd de nauwkeurigheid bepaald. Met het beschikbare instrumentarium en met inschakeling van willekeurige waarnemers, blijkt het mogelijk tamelijk geringe standaardafwijkingen te bereiken. Onlangs is nog eens zo'n bepaling uitgevoerd. Voor een paar honderd punten uit opnamen op de schaal i 6.000 werd een standaardafwijking in de langs foto grammetrische weg bepaalde coördinaten gevonden van rond 5 cm. Aan het bureau van de Fotogrammetrische dienst worden de kaarteerbladen vervaardigd op een tekeningdrager, die thans bestaat uit astralon of polycarbonaat voorzien van de witte Wieneke-graveerlaag. De hulpmiddelen die bij het graveren der kaarten worden gebruikt, zijn zeer eenvoudig en bovendien weinig in aantal. In hoofdzaak wordt gewerkt met drie verschillende naalden, die elk een eigen functie hebben, en die in een normale potloodstifthouder worden gebruikt. Bijzondere instrumentjes zijn voor het graveren van rechte lijnen overbodig en zelfs af te raden. De gang van zaken is, dat puntsgewijs een stereoscopisch model wordt gekaarteerd. Bij de gebruikelijke convergente uitwerking omvat dat juist een geheel kaarteerblad. Aan de tekentafel van de stereoplanigraaf geeft een assistent uit de vrije hand met zacht potlood aan hoe de kaarteerpunten dienen te worden verbonden. De gehele kaart wordt zo in één ruk afgewerkt, waarna het graveren door een andere kracht aan een andere tafel plaats vindt. Voor het inzwarten en schoonmaken van de kaarten is een klein doch doelmatig laboratorium ingericht. De vraag zou kunnen rijzen, of er nu wel steeds werk in het voor- 240

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1959 | | pagina 38