250
en betrouwbaarder, zodat wat de objecten betreft bijna steeds een
behoorlijke grensbepaling is te verschaffen.
En het zij nogmaals gezegd: een boekhouding op de grond met
een soort grondboek is een onmisbaar attribuut voor onze maat
schappij. Deze verlangt een betrouwbaar beknopt overzicht,
blijkende uit registers en daarnaar verwijzende kaarten, waaruit
zonder veel moeite de rechtstoestand van een stuk onroerend goed
is af te lezen en waaruit ook de omvang van dat stuk ondubbel
zinnig blijkt.
De oude kadastrale legger, in 1832 ingevoerd, schijnt toch
wel volkomen aan die behoefte te voldoen, want wat blijkt: in
eerste instantie bouwt iedereen op wat in de legger vermeld staat
en wie er niet in staat geboekt, komt niet ver met zijn beweringen,
dat hij toch recht op een bepaald stuk grond heeft.
a) Er is geen hypotheekbank in Nederland die een grondeigenaar
krediet verschaft, wanneer hij niet in de kadastrale legger staat
geboekt en het onderpand wordt in de hypotheekakte en in het bor
derel van inschrijving ook precies met de kadastrale nummers, zoals
die op het desbetreffend leggerartikel voorkomen, aangeduid.
Sterker nog: slechts de percelen die de bedoelde nummers dragen, en
wel tot de omvang zoals die in het kadaster bekend is, zijn bij de
bedoelde inschrijving bezwaard en geen grond buiten die kadastrale
begrenzing, al behoort die ook aan die hypothecaire schuldenaar,
kan tot waarborg van de rechten van de crediteur, die de inschrij
ving nam, strekken.
Bij hypotheek geldt vólgens bijna iedereen de positieve specialiteit
slechts wat in de inschrijving met zijn kadastrale aanduiding staat
vermeld en niets daarbuiten is bezwaard, voor zover althans
de debiteur werkelijk zakelijk rechthebbende op de percelen in
kwestie was. (Zie Beekhuis, Zakenrecht, Alg. Deel blz. 235.)
Bij het tot stand komen van de titel in het B.W. die over hypo
theek handelt, heeft men de verplichte kadastrale aanduiding van
het onderpand wel aanvaard, doch slechts na de toezegging van
regeringszijde, dat de wetgever het kadaster nader zou regelen, een
belofte waaraan dikwijls is herinnerd, doch die nooit is ingelost.
b) Ieder jaar vindt er een groot aantal grensuitzettingen plaats,
verricht op aanvraag van belanghebbenden, waarbij dezen zich
neerleggen bij de begrenzing zoals die door de landmeter van het
kadaster wordt aangegeven in het terrein. Diens uitgangspunt zijn
de kadastrale percelen, gelegen ter weerszijden van de grens in
kwestie. Hij zet dus de kadastrale grens uit, die bijna steeds als
eigendomsgrens door de wederzijdse eigenaren wordt aanvaard.
Het publiek is nu eenmaal de overtuiging toegedaan, dat het ka
daster de rechtsgrenzen administreert en dus ook aanwijst.
c) Niet alleen de burgers onderling richten zich gaarne naar wat het
kadaster aanwijst. Ook in de publiekrechtelijke sfeer kan men niet
zonder direct verkrijgbare gegevens, die zowel ligging en grootte
van de objecten als de namen van de subjecten verschaffen. Men