wenst betrouwbare gegevens waarmede direct gewerkt kan worden zonder eerst titelonderzoek of grensaan wij zing te hulp te roepen. De gegevens van de kadastrale legger dienen daarom als uit- uitgangspunt van de onteigeningsprocedure; art. 12 van de Ont eigeningswet eist nederlegging van grondtekeningen waarop de kadastrale indeling staat getekend en voorts van een lijst bevattende de in aanraking komende percelen met hun grootte en de namen van de zakelijk rechthebbenden op die percelen. Art. 3 van genoemde wet beschouwt als eigenaar of als andere zakelijk rechthebbende van de te onteigenen grond hem, die als zodanig in de registers van het kadaster voorkomt. Wel kan iemand die niet daarin voorkomt en beweert toch recht hebbende te zijn, aan de rechter verzoeken in het geding tot ont eigening te mogen tussenkomen. De Ruilverkavelingswet 1954 bepaalt (zie art. 37), dat over het voorstel tot ruilverkaveling wordt gestemd door personen die bij het kadaster als eigenaren bekend staan, of door hen die na over legging van een verklaring van erfrecht hebben aangetoond, dat zij erfgenamen van een zodanig persoon zijn (art. 42 lid 4). Er zouden nog meer regelingen zijn te noemen, bijv. die vervat in de Woningwet en in de Luchtvaartwet, die ook hun uitgangspunt vinden in de perceelsindeling van het kadaster. Uit het bovenstaande blijkt wel, dat aan de kadastrale teboek- stelling grote waarde wordt gehecht en dat de kadastrale legger wel iets meer betekent dan een blote weergave van hen die grondbe- lastingplichtig zijn, omdat zij het genot van gebouwde of onge bouwde eigendommen hebben krachtens recht van bezit of enig ander zakelijk recht (art. 47 wet Grondbelasting). Waarom zou men dan aan die boekhouding en het daarin geadministreerde kadastrale perceel geen wettelijke grondslag verlenen Het is van het allergrootste belang, dat die boekhouding nauw keurig wordt bijgehouden en dat de bijhouding zoveel doenlijk dagelijks wordt afgedaan. Het is bekend, dat de voornaamste bron van de in de legger aangebrachte wijzigingen wordt gevormd door de openbare registers van inschrijving. De inhoud van de overge schreven akten wordt zoveel mogelijk aangehouden, met dien verstande, dat ook wordt overgeboekt op de verkrijger wanneer de vervreemder niet staat vermeld als rechthebbende in het legger- hoofd waarop de percelen in kwestie voorkomen. Slechts dan kan worden overgeboekt wanneer het onroerend goed in de akte met zijn kadastrale aanduiding vermeld staat. Ook zonder die aanduiding gaat de eigendom van het onroerend goed in kwestie over op de verkrijger na de overschrijving. Art. 671 B.W. kent geen eis van kadastrale kenmerken. Echter is zo'n akte on vindbaar in de verzameling overgeschreven stukken, want zij kan niet worden vermeld in de legger en niemand haalt het dus in zijn hoofd die kenmerken weg te laten. Maar wanneer wel kadasternummers van de grond waarover het 251

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1959 | | pagina 49