De vorming van nieuwe kadastrale percelen, wanneer gedeelten
van kadastrale nummers zijn vermeld in de akte, kan tóch ge
schieden, wanneer, zoals Nakken stelt, „het overgeschreven stuk
het object onvoldoende concretiseert." Mits geen tegenspraak be
staat tussen het in de akte gestelde en de aanwijzing van belang
hebbenden op het terrein (in dit geval moet rectificatie plaats
vinden) kan de landmeter in geval b) hierboven gerust tenaam-
stellen zoals partijen hem dit aangeven. Gelijk gezegd, dikwijls
zal bij de koopovereenkomst een enigszins vage voorsteling van het
object aanwezig zijn.
Op het terrein, ten overstaan van de landmeter, komt men (tenzij
uitdrukkelijk in de akte door nauwkeurige omschrijving anders is
aangegeven) veelal bij aanwijzing tot concretiseren van de nieuwe
grens. Hierin mag gerust een (vormloze) vaststellingsovereenkomst
worden gezien. Men verschaft zodoende nader bewijs waardoor de
landmeter weet hoe de grens behoort te worden toegepast bij het
kadaster (N.J. 1952, nr. 538). Partijen willen hun grond op naam
hebben en hun grenzen zien vastgelegd bij het kadaster. Dit trots
de bewering van Mr. Nakken in W.P.N.R. 4576, blz. 135: „Naar
ons burgerlijk recht behoeven die (kadastrale) kenmerken de
pretenties in de overgeschreven stukken geboekstaafd, immers niet
te bepalen". Het behoeft niet, maar belanghebbenden vinden het
vanzelfsprekend dat het wel gebeurt. Vandaar dat zij bij verschil
van mening over het grensbeloop zich tot de landmeter van het
kadaster wenden.
Bij dit alles wordt als grondregel van de kadastrale boekhouding
aangehouden, dat geen gedeelte van een kadastraal perceel op naam
van een verkrijger wordt gesteld, wanneer het perceelnummer van
dit gedeelte niet in de akte genoemd staat.
Zijn in dit opzicht fouten in de akte gemaakt, dan heett dit
consortstelling tengevolge, die slechts door rectificatie mag ver
dwijnen. Daarom wordt juridisch bezit dat buiten de openbare
registers om is verkregen, niet gekadastreerd, hoewel art. 47 van
de wet op de grondbelasting dit toch eist. Dit artikel is beslist een
hinderpaal voor een nauwkeurige administratie van de grond, die
in de eerste plaats is gegrond op hetgeen wordt gepubliceerd in de
openbare registers en voorts wat de subjecten betreft, op de langs
fiscale weg verkregen opgaven van de overgangen door overlijden.
Controle op deze opgaven, die ontleend zijn aan de successie
aangiften van belanghebbenden, wordt door de fiscus weer alleen
verkregen met behulp van de kadastrale legger, waarin de on
roerende goederen van de overledene op diens naam zijn gesteld.
En de erfgenamen aan wie deze onroerende goederen toevallen,
weten niet beter of ze verkrijgen deze zoals zij bij het kadaster
staan beschreven. Dat mag nu, om met Nakken te spreken, „tegen
de privaatrechtelijke begrippenwereld indruisen", maar de praktijk
is zo en niet anders. Bij een object behoort een subject en als dit
subject zelf zoals meestentijds, het geval is niet precies de
254