landmeetkundige diensten lopen uiteen van goed georganiseerde
diensten onder leiding van één of twee ingenieurs tot kleine diensten
van een landmeetkundige met enige meetarbeiders. Het is onmoge
lijk om voor deze samenwerking algemene regels te geven. Het
ter inzage geven van oud kadastraal veldwerk en het in het archief
opnemen van gemeentelijk veldwerk zal bij ieder geval afzonderlijk
moeten worden beschouwd. Interessant is hierbij de door de Ver
eniging van Civiel-Landmeters en Geodetisch Ingenieurs ge
propageerde gedachte van een landmeetkundig adviseur voor meer
gemeenten.
De samenwerking met de Meetkundige dienst van de Rijks
waterstaat met de Landmeetkundige dienst van de Nederlandse
Spoorwegen en met de gemeentelijke landmeetkundige diensten
betreft in hoofdzaak werken op technisch gebied. Ook bij cultuur
technische werken is samenwerking mogelijk en wenselijk. Als be
langrijkste facetten treden hierbij op de vrijwillige ruilverkaveling
en de beeknormalisaties.
Bij de vrijwillige ruilverkaveling dient direct bij het begin de
blokgrens in samenwerking met de landmeter van het kadaster
te worden vastgesteld. Het overleg in zake de technische grondslag,
de vaststelling van de kavelgrootten en de toepassing van de ruil
verkavelingsakte geven de kadastrale dienst een belangrijke hoe
veelheid werk, doch de dienst ontvangt daarvoor goede kaarten.
Bij de beeknormalisaties dient de kadastrale dienst de gegevens
voor het opmaken der akte te verstrekken. Het is waarschijnlijk
te achten, dat de werkzaamheden in zake samenwerking bij cultuur
technische werken nog zullen toenemen.
In verreweg de meeste gevallen zullen door andere diensten
veldwerken worden verstrekt, die de landmeter van het kadaster
met zijn verantwoordelijkheid kan dekken. De vraag kan worden
gesteld, hoeveel gecontroleerd moet worden. Dit zal echter in de
eerste plaats afhangen van de wijze, waarop wordt samengewerkt
bij goede samenwerking behoeft zeer weinig gecontroleerd te wor
den. In verschillende stadia van het werk kan controle worden
uitgeoefend en bij een goede samenwerking zal van deze mogelijk
heid worden gebruik gemaakt.
Prof. ir. G. F. WITT,
Kaartinrichting en Planologie
Bij de openbaarmaking van planologische maatregelen behoort
de kaart een grote rol te spelen. Nu is het in het oog lopend dat in
het Ontwerp van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (W.R.O.)
het woord kaart geen enkele maal wordt genoemd. Wel wordt
vermeld dat in de streek- en structuurplannen de toekomstige
ontwikkeling van de in de plannen begrepen gebieden wordt aan-
2ÓI
Hoogleraar aan de Technische Hogeschool te Delft: