gegeven (art. 3 en art. 6) en ook de bedoeling van het bestemmings
plan wordt uiteengezet (art. 9). Dat bij al deze plannen kaarten
behoren, schijnt voor de wetgever vanzelfsprekend te zijn.
Bezien we de Ruilverkavelingswet 1954 (R.W.), die eveneens op
planologische maatregelen betrekking heeft, dan blijken herhaal
delijk allerlei kaarten te worden genoemd: de aanvraag tot ruil
verkaveling gaat vergezeld van een kaart (art. 30 R.W.)tot de
stukken voor de stemming behoort een kaart met de begrenzing
van het blok, enz. (art. 34 R.W.)het plan van wegen en waterlopen
wordt in kaart gebracht (art. 79 R.W.)in de akte van toedeling
wordt een kaart van het blok opgenomen (art. 95 R.W.)enz.
Het merendeel van deze bepalingen handelt over de openbaar
making van de plannen, al dan niet gerealiseerd. De uitdrukkelijke
vermelding van een aantal kaarten in de R.W. is vermoedelijk te
danken aan de invloed die de eerste ruilverkavelingslandmeters
op de samenstelling van de eerste ruilverkavelingswetten hebben
uitgeoefend. Daar de Centrale Cultuurtechnische Commissie alle
plannen goedkeurt en bovendien de bevoegdheid bezit instructies
te geven, oefent zij invloed uit op de vormgeving van de plannen.
De eenheid in het beeld der ingediende kaarten is daardoor gewaar
borgd.
Natuurlijk behoeven de voorschriften omtrent de inrichting van
de plannen niet in de wet te worden vastgelegd. Een wet kan beter
leesbaar worden indien dergelijke uitvoeringsvoorschriften in een
algemene maatregel van bestuur worden gegeven. In dat geval
kunnen gemakkelijker wijzigingen worden aangebracht, zodat aan
passing aan nieuwe gedachten of methoden eenvoudiger kan ge
schieden. Daar tegenover staat, dat bij vastlegging van de voor
schriften in een wet de belanghebbende particulieren precies weten
waar zij aan toe zijn, hetgeen de rechtszekerheid ten goede komt.
In het Ontwerp W.R.O. is de bepaling opgenomen, dat bij alge
mene maatregel van bestuur nadere voorschriften omtrent de voor
bereiding en de inrichting van structuurplannen en bestemmings
plannen (art. 35 W.R.O.) kunnen worden gegeven; een soortgelijke
bepaling geldt voor de streekplannen (art. 3, lid 4 W.R.O.). Wordt
de kaart derhalve niet genoemd in het ontwerp W.R.O., toch wordt
ze wel even ter sprake gebracht in de stukken die door de ministers
en de volksvertegenwoordiging over het ontwerp zijn gewisseld:
Sommige (Tweede Kamer-)leden achtten nl. de opvatting dat het
essentiële van een uitbreidingsplan zou bestaan in een eventueel
door een toelichting verduidelijkte tekening, welke opvatting
naar zij vermoedden aan de redactie van het onderhavige artikel
(oud art. 39, nieuw art. 35) ten grondslag heeft gelegen, volkomen
verouderd". (Voorlopig Verslag, bladz. 13.) Het planrapport,
bevattende de overwegingen en grondslagen, betrekking hebbende
op het bestemmingsplan, dient tot wezenlijk bestanddeel van het
plan te worden verklaard. [1]
Uit deze verklaring lezen we
2Ó2