Hier ligt m.i. de verklaring voor het feit dat het Ontwerp-B.W. afgezien van het geval van artikel 3.4.3.8 de mogelijkheid van verkrijging door verjaring van registergoederen praktisch nagenoeg uitsluit door te bepalen dat ten aanzien van het bezit van die goe deren geen goede trouw bestaat zonder inschrijving van een titel in de openbare registers1). De rigoureuse beperking van de mogelijk heid door verjaring eigendom te verkrijgen van onroerend goed of beperkte zakelijke rechten op zodanig goed is naar mijn mening mgegeven door het streven derden zo veel mogelijk dezelfde be scherming te verschaffen als in een positief stelsel2). Wij hebben en behouden evenwel een negatief stelsel. Een positief stelsel kan niet worden ingevoerd zolang niet een grondboek is samengesteld dat de juridieke situatie van alle onroerende goederen ten dage van de invoering zuiver weergeeft3). „Het kadaster met zijnvele fouten zou moeten worden getoetst van perceel tot per ceel 4). Het is begrijpelijk dat men daar niet aan wil beginnen. Maar het negatieve stelsel behoudende en er niet toe over gaande het kadaster perceel voor perceel te verifiëren moet men de ver krijgende verjaring niet zo ver terug dringen als in een positief stelsel gewettigd zou zijn, doch haar de nodige ruimte laten. „De verkrijgende verjaring is een noodzakelijk correctief in een negatief stelsel"5). Zoals de toelichting op het Ontwerp-B.W. zelve zegt: „Het recht dient zich op den duur bij de feiten aan te sluiten" 6). En dit heeft de vaste Commissie voor Justitie beaamd in haar voorlopig verslag over het wetsontwerp tot vaststelling van boek a van het nieuwe B.W. 7). De noodzaak om zich bij de feiten aan te sluiten geldt evenwel met alleen voor de verkrijging van eigendom van onroerend goed, maar evenzeer voor de verkrijging van beperkte zakelijke rechten op onroerend goed. Het is m.i. dan ook onjuist dat in het Ontwerp- B.W. aan de verkrijging van erfdienstbaarheden door verjaring praktisch onoverkomelijke hinderpalen in de weg worden gelegd. Ik keer terug tot mijn uitgangspuntde buurwegen. In het oud- vaderlandse recht en ook volgens het „Wetboek Napoleon ingerigt voor het Koningrijk Holland" kon de erfdienstbaarheid van weg door verjaring worden verkregen 8). Toen, als gevolg van begrips verwarring, zichtbaarheid en voortdurendheid als vereisten voor 274 Asser-Beekhuis acht het niet duidelijk, waarom Meijers in dit geval de goede trouw onder alle omstandigheden wil uitsluiten (blz. 292). Het is m.i. dan ook niet geheel consequent dat men, in afwijking van hetgeen wetboeken met een positief stelsel bepalen, het ontstaan van erf dienstbaarheden door bestemming heeft gehandhaafd (art. 5 6 3 en de toe lichting daarop, blz. 427). 3) Suijling, V, nr. 270. 4) Pitlo, Praeadvies, blz 284. Hierin ligt geen verwijt aan de landmeters! 5) Pitlo, Praeadvies, blz. 201 en 297 6) Blz. 228. Zitting 1958-1959 3770, nr. 4, blz. 17. 8) De Blécourt-Fischer, nrs. 107 en 108; Wetboek Napoleon ingerigt voor het Koningrijk Holland, art. 550.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1959 | | pagina 72