1 berekeningen kan deze extra tijd zelfs langer zijn dan de rekentijd zelf. Anders wordt het indien men bijv. 100 snelliuspunten moet be rekenen. In dat geval heeft het wel degelijk zin te overwegen of het niet beter zou zijn een rekenautomaat te gebruiken, die nu eenmaal vele malen sneller is dan de tafelrekenmachine, en die ook goedkoper is als hij maar lang genoeg achter elkaar aan één type berekening door kan werken. De vraag rijst ondertussen hoe dit alles nu georganiseerd zal moeten worden. Immers, welke landmeetkundige instelling zal het toch altijd nog enorme bedrag, dat voor een rekenautomaat ge vraagd wordt, neer kunnen tellen Maar bovendien, al heeft men het geld, is men dan wel in staat de zaak draaiende te houden, heeft men wel voldoende rekenwerk om de machine rendabel te doen zijn En is men in staat voldoende personeel aan te trekken, niet alleen voor het programmeren en het ponsen, maar ook voor het technische werk aan de machine zelf? Deze en dergelijke moeilijk heden worden nogal eens sterk onderschat. Toch is het wel mogelijk in deze richting een oplossing te zoeken. De landmeetkundige instellingen die belang hebben bij het elek tronisch rekenen zouden dan de handen ineen moeten slaan en gezamenlijk een rekencentrum op moeten richten. Er zijn echter ook andere oplossingen mogelijk. Men kan het re kenwerk, dat daarvoor in aanmerking komt, uitbesteden aan een der bestaande rekencentra. Het grote voordeel hiervan is dat men zijn werk overgeeft aan mensen, die over het algemeen in elk opzicht een grote ervaring bezitten in het oplossen van rekentechnische problemen. Een groot nadeel is echter dat zij, die de berekeningen moeten programmeren, praktisch niets af zullen weten van de achtergronden der problemen. Dit nadeel zal niet altijd even sterk spreken. Betreft het een probleem dat volledig uitgekookt" is, en dat aan het rekenbureau kan worden aangeboden in een vorm die elk misverstand buitensluit, dan behoeft dit nadeel niet al te zwaar te wegen. Toch zal men zich er ook dan terdege van moeten vergewissen dat de berekeningen op de juiste wijze worden gecontro leerd en dat er voldoende gebruik wordt gemaakt van de mogelijk heden die voortvloeien uit het specifieke karakter van het probleem. Een zekere elementaire kennis van de capaciteiten en methoden der rekenautomaat zal zeer bevorderlijk zijn voor het vinden der beste oplossing. Ook zal men zeker niet ongestraft de methoden, die in de loop der jaren voor de tafelrekenmachine de beste zijn gebleken, klakkeloos kunnen overnemen voor de rekenautomaat. De rekenautomaat werkt nu eenmaal in vele opzichten principieel geheel anders dan de tafelrekenmachine. Bovenstaande opmerkingen gelden nog sterker indien men be rekeningen uitvoert, die men niet in een vorm kan aanbieden, die volledig is uitgebalanceerd. Zo komt het bij theoretische onder zoekingen vaak voor, dat men te maken heeft met berekeningen 290

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1959 | | pagina 88