295 zijn, daarover verschillen de meningen. De tot nu toe gevolgde methode is dat de zwaartekracht voor hoogte, topografie en isostasie wordt herleid tot het equipotentiaalvlak van gemiddeld zeeniveau, de geoïde. Hier moeten echter onderstellingen worden gemaakt omtrent dichtheid en omtrent isostatische compensatie van de gereduceerde massa's en bovendien veroorzaakt deze massaver plaatsing een verschuiving van het equipotentiaalvlak zelf, welke verschuiving in extreme gevallen kan oplopen tot een orde van grootte gelijk aan de afstand van geoïde tot referentie-ellipsoïde. Daarom hoort men tegenwoordig stemmen opgaan om de iso statische reductie tot de geoïde niet meer toe te passen. In het bij zonder De Graaff-Hunter (Engeland), Molodenski (Rusland), Levallois (Frankrijk) en Ledersteger (Oostenrijk) zijn allen op potentiaaltheoretische gronden van mening, dat een betere oplossing dan die van de isostatische reductie mogelijk is. De Graaff-Hunter geeft de volgende methode aan: Hij verbindt aan elk punt p van het topografische aardoppervlak een ander punt P, gelegen in de normaal van p en op een hoogte H, die gelijk is aan een gewogen gemiddelde hoogte van de topo grafie in een straal van ongeveer 250 km rondom het punt en wil zo punt voor punt over de gehele aarde deze gemiddelde hoogten berekenen. Deze punten P van gemiddelde hoogte bepalen nu een oppervlak (The Model Earth) dat veel regelmatiger is dan de wer kelijke vorm van de aarde. Voor het gebied van de Himalaya met de meest geprononceerde hoogteverschillen zijn de hellingen van de „Model Earth" nog steeds kleiner dan 1 op 100. De Graaff-Hunter gaat nu, op potentiaaltheoretische gronden, de afstand N tussen het equipotentiaalvlak door P en het daarbij behorende referentie-equipotentiaalvlak berekenen. Hij noemt als voordelen van deze methode dat alleen omtrent de dichtheid van de topografie buiten de „Model Earth" enige onderstelling behoeft te worden gemaakt en dat de verschuiving van massa's zeer veel geringer is dan bij de isostatische methode, zodat zelfs in het meest ongunstige gebied het equipotentiaalvlak door de massaverplaatsing om te komen tot de „Model Earth" maximaal 8 m verschuift, terwijl de verschuiving van het zwaartepunt van de aarde ten ge volge van de massaverplaatsing slechts 3% bedraagt van de zwaartepuntsverschuiving tengevolge van de isostatische methode. Hij beveelt dan ook aan om kaarten van gemiddelde hoogte te vervaardigen over de gehele aarde en verscheidene landen zijn hier reeds mee begonnen. Bij elke methode die voor de bepaling van equipotentiaalvlakken van de aarde worden gebruikt blijft echter het bezwaar bestaan dat de zwaartekracht nog slechts over een klein gedeelte van het aard oppervlak bekend is, hoewel tegenwoordig door vele landen, zowel op de continenten als in de oceanen, metingen worden verricht. Zo zijn bijv. in de Stille Oceaan de afgelopen jaren door Worzel

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1959 | | pagina 93