</>o= i.Aw i. dF i-
3io
d w
(5)
als Aw de ruimtehoek is, waarin de lichtstroom zich bevindt. (De
ruimtehoek is het oppervlak dat door de kegel, met de lichtbron
als top, wordt uitgesneden uit het oppervlak van de bol met de
eenheid van lengte als straal en de lichtbron als middelpunt.)
Indien in het brandpunt van een parabolische spiegel een punt
vormige lichtbron staat, dan wordt de lichtstroom <f>0 op die spiegel
gegeven door:
t2
/2
(6)
als F het oppervlak en de brandpuntsafstand van de spiegel is.
Voor een lichtend oppervlak l geldt:
FIB,
(7)
waarin B, de oppervlaktehelderheid van het oppervlak l, gegeven
wordt door
Bt
(7a)
Deze energie spreidt zich op een afstand r uit over een oppervlak O
(zie fig. 5).
Volgens (3) is nu: E0=^° en: O - l.
O
t2
Dus met (7)E0=Bi~ x B,
ƒ2 r21 r2
Vatten we de spiegel als lichtbron op dan is, daar w volgens
(7)I BtF de lichtsterkte van de schijnwerper, waarin
w
$0
spiegel
Fig- 5
F 1 /2 F
j