</>o= i.Aw i. dF i- 3io d w (5) als Aw de ruimtehoek is, waarin de lichtstroom zich bevindt. (De ruimtehoek is het oppervlak dat door de kegel, met de lichtbron als top, wordt uitgesneden uit het oppervlak van de bol met de eenheid van lengte als straal en de lichtbron als middelpunt.) Indien in het brandpunt van een parabolische spiegel een punt vormige lichtbron staat, dan wordt de lichtstroom <f>0 op die spiegel gegeven door: t2 /2 (6) als F het oppervlak en de brandpuntsafstand van de spiegel is. Voor een lichtend oppervlak l geldt: FIB, (7) waarin B, de oppervlaktehelderheid van het oppervlak l, gegeven wordt door Bt (7a) Deze energie spreidt zich op een afstand r uit over een oppervlak O (zie fig. 5). Volgens (3) is nu: E0=^° en: O - l. O t2 Dus met (7)E0=Bi~ x B, ƒ2 r21 r2 Vatten we de spiegel als lichtbron op dan is, daar w volgens (7)I BtF de lichtsterkte van de schijnwerper, waarin w $0 spiegel Fig- 5 F 1 /2 F j

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1959 | | pagina 12