de gemiddelde lichtsterkte van de lamp in de ruimtehoek w is. (8) wordt hiermeeE0 (9) r2 Gesubstitueerd in (4) E= - ear- De oppervlaktehelderheid van de schijnwerper wordt gegeven door F Is nu B de helderheid van de schijnwerper, B' die van zijn om geving, dan is: C B~B' (ia) B' het contrast. Hierop berust de gewaarwording van het zien (af gezien van kleurverschil). In de atmosfeer neemt B af door extinctie en neemt B' toe door het in de richting van de waarnemer geworpen strooilicht. Na het passeren van een luchtlaag Ar is de helderheid B(r) dB (r) geworden: B(r) -\Ar. Ar Is nu Br de helderheid veroorzaakt door een luchtlaag van 1 m dik op de afstand r, dan is: a(y) B (r) Br. Ar Om te kunnen integreren moeten we onderstellen: a(r) a0f(r) en: Br B0f(r). Deze onderstellingen zijn voor horizontaal zicht juist. Integreren geeft: dB a0B B0) f(r) Ar. f f f(r)Ar. J a0B—B0 J Of: In {a0B(r)B0} ln {a0B(o)B0} a0r, (.13) als r f(r)dr de horizontale afstand in homogene atmosfeer, waarvan de invloed dezelfde is als in werkelijkheid over de afstand r. 3" yi (10) 5=|(11) B{rr B(o) o r o

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1959 | | pagina 13