337
1. Une décision du Comité Permanent a continuer la discussion
engagée en 1949 a Lausanne.
2. Une décision du Comité Permanent a établir des contacts avec
l'Association Internationale de Géodésie et la Société Internatio
nale de Fhotogrammétrie concernant cette question.
3. L'établissement d'une commission nouvelle („documentation
géodésique") de la F.I.G. pour le congrès a Vienne, ou l'extension
de la tache d'une des commissions existantes (p.e. la Commission
I) avec cette „documentation géodésique".
M. F. FERWERDA,
De kadasterlandmeter in de laatste 75 jaren
Mijnheer de Voorzitter, Dames en Heren,
Het is voor mij een eer bij deze feestelijke bijeenkomst het
woord te mogen voeren, en tevens geeft het mij een grote voldoening
hiermede te kunnen bijdragen aan de herdenking van het 75-jarig
bestaan van de Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde.
Ik stel mij voor een uiteenzetting te geven van de ontwikkelings
fasen in het kadastrale bestel onder de titelDe kadasterlandmeter
in de laatste 75 jaar, waarbij zijn opleiding, zijn maatschappelijke
taak en de ontwikkeling van de hem ten dienste staande hulp
middelen ter sprake zullen komen.
Als uitgangspunt ga ik hierbij terug naar hetgeen is vermeld in
afleveringen van het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde
uit de jaren 1891 en later, deels ook verzameld door lector
Haasbroek in het Lustrumboek 1950-1955 van het Landmeet
kundig Gezelschap „Snellius".
De kadasterlandmeters waren in de vorige eeuw nagenoeg de
enige officiële beoefenaars van de landmeetkunde; rond de jaren
I^77/79 werd hun aantal aanmerkelijk uitgebreid als uitvloeisel
van de invoering van de wet op de grondbelasting van 1870. Hun
financiële positie was niet rooskleurig, daar door het wegvallen in
1877 van de daarvoor genoten privé-inkomsten uit de opbrengst
van het particulier werk dit voor velen een aanmerkelijke achter
uitgang betekende.
Salaris naar het aantal dienstjaren was onbekend, opschuiving
naar een volgende groep vond alleen plaats bij vacatures, zodat
deze tijd te zien gaf landmeters van de ie, 2e, 3e, en 4e klasse,
met een groep adspirant-landmeters, élèves genoemd, en zelfs een
groep „geslaagd-adsp. landmeters", wachtend op hun intrede in
de laagste der hiervoor genoemde klassen. Toch was dit weer
gunstiger dan in 1826, toen de beloning voor de landmeters, be-
hoofd van het bureau van de landmeetkundige dienst van het kadaster,
Breda
Voordracht, gehouden ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de
Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde.