339 sterk wisselende behoefte bij onze dienst. Na 1932 staat het ambt van landmeter van het kadaster uitsluitend open voor mannelijke Nederlanders. Namen als Dieperink, Tienstra, Van Riel, Van der deure en Kluvers zijn een begrip geworden voor de eerste wetenschappelijk gevormde landmeters. De 3-jarige cursus werd omgezet in een 3,5 jarige, om beter aan te sluiten aan het pro gramma van de hogeschool. Tengevolge van het overlijden van professor Dieperink in 1934 werd de vraag Wageningen of Delft beslist in het voordeel van de laatste plaats en bij K.B. van 2 augustus 1935 werd met ingang van 1 september van dat jaar de opleiding overgebracht naar .Delft, waar aan het einde van de 3,5 jarige opleiding het diploma van civiel-landmeter kon worden uitgereikt. Het praktijkgedeelte werd daarnaast niet veronachtzaamd: behalve een detachering bij de kadasterbureaus gedurende de vakanties werden zomerkampen georganiseerd, het eerste in 1938 op het eiland Texel. Zelf heb ik bijzonder prettige herinneringen aan de eerste twee kampen, daar ik, destijds op Texel werkzaam, de gegevens voor geschikte objecten heb kunnen verstrekken. Eindelijk, op 5 november 1948, komt de Wet tot stand, waarbij de studierichting van geodetisch ingenieur wordt ingesteld, hetgeen de kroon is geweest op het baanbrekende werk van de hoogleraren Schermerhorn en Tienstra. Het is Prof. Tienstra nog gegeven geweest zijn ideaal verwezenlijkt te zien: op 2 februari 1949 heeft hij de nieuwe studierichting in de aula van de Technische Hoge school feestelijk ingewijd. Andere steunpilaren kwamen, Prof. Roelofs, Prof. Baarda, om bij te dragen tot de wetenschappelijke vorming van de geodetisch ingenieur. Ten slotte mogen in dit verband bij dit overzicht de namen van Prof. Witt, Prof. Bruins, Haasbroek en Jonas niet ontbreken. Nu rijst de vraag of inderdaad aan deze hoogwetenschappelijke voiming zoveel waarde moet worden toegekend. Alvorens in te gaan op de beantwoording van deze vraag, komt het mij dienstig voor een nadere uiteenzetting te geven van de functie van de huidige kadasterlandmeter, meer in het bijzonder i.v.m. de wel zeer gewijzigde plaats van het kadaster in het maatschappelijk verkeer. Was het kadaster oorspronkelijk dienstbaar gemaakt aan een billijke heffing van de grondbelasing, van dit uitsluitend belastingkadaster is niet veel meer over. Het rechtsverkeer in onroerend goed, het grondkrediet vordert de kadastrale aanduiding in transporten en hypotheekakten; de kadastrale omschrijving is mede uitgangspunt bij de heffing van waterschapslasten en bij onteigening; géén proces wordt gevoerd zonder overlegging aan de rechter van een kopie uit het kadastrale plan met daarbij behorende gegevens uit de kadastrale legger. Stadsuitbreiding vordert het maken van nieuwe kaarten, ruilverkaveling doet zijn intrede, met als gevolg de instelling van de bureaus voor buiten-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1959 | | pagina 41