De heer De Koningh, een der medeoprichters van de Vereniging
voor Kadaster en Landmeetkunde, constateert naar aanleiding
van deze reclame, dat wij ons niet behaaglijk zouden gevoelen,
indien het kadaster wel rechtsgeldig zou zijn geweest.
Dat deze Mr. Pijnappel zeer ingewijd was in de perikelen van
het kadaster blijkt uit zijn activiteiten als lid van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal tijdens de Algemene Beraadslagingen over
Hoofdstuk VII-B der Staatsbegroting voor 1898 (zie K. en L.
2e aflevering 1898). Hier wordt door hem zeer concreet gesteld,
dat hij uitsluitend het oog heeft op het kadastrale plan, los van alle
verdere administratie. Zijn stelling is ook weer hier, evenals in
de eerder medegedeelde reclame van 1885, dat in het kadastrale
plan geen veranderingen behoren te worden aangebracht dan met
medewerking van belanghebbenden. Indien dit werkelijk plaats
vindt, moet het kadastrale plan bewijskracht hebben, immers én
de landmeter én belanghebbenden zijn het samen eens, hetgeen
resulteert in een getekende voorstelling, het kadastrale plan. Hier
nog even verder op doorgaande kan op dit ogenblik worden gesteld,
dat geen enkele meting plaats vindt dan na oproep der wederzijdse
partijen, waarbij deze achterwege blijft, zo geen eensluidende
aanwijzing wordt verkregen. Ook hier is de invloed van de kadaster
landmeter zeer groot bij de uitleg van somtijds dubieuze omschrij
vingen in de akten.
Een zeer belangrijke taak is voor de kadasterlandmeter weg
gelegd bij het uitvoeren van grensuitzettingen, in het bijzonder in
diluviaal gebied, waar door ontginning en intensievere bebouwing
het patroon op het terrein dikwijls aanmerkelijke afwijkingen te
zien geeft met de kadastrale grens. De houding van de landmeter
is vaak doorslaggevend of een grensaan wij zing wordt gevolgd door
een slaande ruzie met eindeloze procedures, dan wel door een
rustig praten met belanghebbenden. Hij komt hier in aanraking
met het meest elementaire begrip van eigendom, toegespitst door
familieveten; onwetendheid van het publiek is de factor die met
de uiterste subtiliteit moet worden opgevangen; alles hangt dan
af van 's landmeters capaciteit „for dealing fairly with his fellow-
men". Een bevredigende oplossing kan grote voldoening schenken,
wat niet wegneemt, dat de „heldenmoed", waarvan de Australiër
gewaagt, geen sinecure is (nietwaar, heren ruilverkavelaars
Ik wil nog even stilstaan bij het feit, dat in het jaar 1938 de
hoofden van bureau hun intrede deden, oorspronkelijk de oudst-
aanwezende landmeter, thans meer een keuzebenoeming. Was
daarvoor de ingenieur-verificateur degene, die voor de kantoren
34i
manic gaan aan hetzelfde euvel, waardoor de meting, waartegen hij opkomt,
gevitieerd wordt.
Maar dat hij Gedeputeerde Staten verzoekt, de meting, waarvan hem is
kennis gegeven, te behandelen als nietig en van onwaarde en zonder nieuwe
meting den bestaanden toestand van de bestaande nummers te handhaven,
zooals alles gehandhaafd behoort te worden waar reden tot verandering
ontbreekt (92.90 91.00 en 01.25 °-9o).